Bardet-Biedl syndrome (BBS) is een zeldzame aandoening die verschillende organen treft, waaronder de nieren. BBS wordt veroorzaakt door disfunctie van het cilium (of cilia, meervoud), een onderdeel van de cel dat op veel celtypen van verschillende organen voorkomt. Cilia (trilharen) zijn lange, dunne, haar-achtige uitsteeksels die betrokken zijn bij de signaaloverdracht van cellen. Het syndroom van Bardet-Biedl wordt daarom geclassificeerd als een ‚ciliopathie‘.
Het doel van dit boekje is om uit te leggen wat BBS inhoudt, welke organen kunnen zijn aangedaan, en hoe de prognose en de kwaliteit van leven van BBS-patiënten kan worden verbeterd. Een vroege diagnose is belangrijk voor de kwaliteit van leven. Patiënten met BBS hebben over het algemeen multidisciplinaire zorg nodig.
Nierproblemen kunnen leiden tot ernstige complicaties. Verderop in deze folder wordt uitgelegd hoe medicatie en veranderingen in leefstijl het beloop van de nierziekte bij BBS kunnen vertragen.
De ziekte werd voor het eerst onafhankelijk beschreven in 1920 door de Franse arts Georges Bardet en in 1922 door de Hongaars-Oostenrijkse patholoog Artur Biedl. Sindsdien zijn er meer dan 200 gevallen van BBS gemeld in de medische literatuur. In 2000 ontdekten onderzoekers een genmutatie die het Bardet Biedl syndroom veroorzaakt. Nieuwe gegevens wijzen erop dat ten minste 24 genen betrokken zijn bij de ontwikkeling van BBS. Deze genen worden vaak BBS-genen genoemd en spelen een cruciale rol in de trilhaarfunctie.
Laurence-Moon syndroom ≠ Bardet Biedl syndroom
In het verleden werd het Laurence-Moon-Bardet-Biedl syndroom beschreven als een enkele ziekte, later werden het Laurence-Moon syndroom (LMS) en het Bardet-Biedl syndroom gescheiden, maar de verschillen tussen BBS en LMS waren niet duidelijk gedefinieerd. Er wordt vaak over nagedacht, maar nog steeds gediscussieerd, of LMS een aparte aandoening is of een variant van BBS. In tegenstelling tot BBS wordt LMS geassocieerd met moeite met het controleren van lichaamsbewegingen en spastische paraplegie, wat niet typisch wordt gezien bij BBS.
Ciliopathieën zijn een groep ziekten die worden veroorzaakt door genmutaties die resulteren in een verstoorde cilia functie. Hierdoor kunnen verschillende organen van het menselijk lichaam zijn aangedaan.
Omdat cilia zich op veel lichaamscellen bevinden, kunnen meerdere organen betrokken zijn. Een herkenbare combinatie van verschijnselen wordt een syndroom genoemd.
De rol van cilia in de meeste weefsels blijft onbekend. Hoe disfunctie van de cilia tot zulke ernstige verschijnselen leidt, is onderwerp van lopend onderzoek.
Alström syndroom | Sensenbrenner syndroom | Shortrib-polydactylie syndroom |
Asphyxiating thoracic dysplasia (ATD) | Jeune syndroom | Ellis-van Creveld syndroom |
Joubert syndroom | Leber congenital amaurosis | McKusick-Kaufman syndroom |
Meckel-Gruber syndroom | Nefronoftise | Orofaciodigitaal syndroom |
Polycysteuze nierziekte | Primaire ciliaire dyskinesie | Senior-Loken syndroom |
Mutaties in één enkel BBS-gen zijn voldoende om de aandoening te krijgen. BBS wordt daarom ‘monogeen’ genoemd.
Het syndroom erft autosomaal recessief over.
Wat betekent dit?
Om een autosomaal recessieve aandoening te krijgen, moet een kind een mutatie in beide kopieën van het gen erven, één van elke ouder. Als slechts één mutatie wordt geërfd, zal het kind geen BBS hebben, maar drager zijn van het syndroom. Dragers hebben geen verschijnselen. Als beide ouders drager zijn van BBS, is de kans dat een kind van beide ouders de aanleg erft, en dus is aangedaan, 25% (1 op 4). Dit geldt voor zowel meisjes/vrouwen als jongens/mannen.
In het voorbeeld hieronder ziet u de stamboom van een familie waarin BBS voorkomt:
Voor ouders die een kind hebben met BBS, is het risico voor toekomstige zwangerschappen:
- 25% dat het kind BBS zal hebben
- 50% dat het kind geen BBS zal hebben maar drager zal zijn van de aanleg
- 25% dat het kind geen BBS zal hebben en geen drager zal zijn van de aanleg
Tot op heden (2022) zijn mutaties in 24 BBS-genen geïdentificeerd.
De BBS-genen zijn de blauwdrukken voor diverse BBS-eiwitten die belangrijk zijn voor de ciliafunctie en bepaalde cellulaire transportmechanismen.
Als één van de BBS-eiwitten niet functioneert (door een mutatie in het desbetreffende gen), werkt het hele apparaat niet zoals het zou moeten, en dat leidt tot BBS (los van welk BBS-gen betrokken is).
Het voorkomen van deze aandoening in Europa wordt geschat op 1 op 150 000 - 175 000 mensen. In sommige geïsoleerde populaties (bv. onder Israëlische bedoeïenen en Puerto Ricanen) komt de ziekte vaker voor: ongeveer 1 op 100 000 mensen. De aanwezigheid van specifieke klinische verschijnselen kan aanleiding geven tot genetische tests.
Waarom heeft mijn kind BBS?
In de meeste gevallen heeft iemand BBS omdat hij van elke ouder één kopie van een BBS-gen met een mutatie heeft geërfd en dus een mutatie heeft in beide kopieën van eenzelfde BBS-gen.
Dragers hebben over het algemeen geen klachten of verschijnselen van de ziekte, omdat zij naast het gen met de mutatie ook een tweede, normale kopie van het gen hebben.
Kan de ziekte ook bij andere familieleden voorkomen?
Wanneer bij één familielid de diagnose BBS genetisch is bevestigd, kunnen broers, zussen en andere verwanten worden getest om te onderzoeken of zij drager zijn van de aanleg voor BBS. Dit kan relevant zijn bij kinderwens.
Kennis van de BBS-mutatie in de familie maakt ook prenatale diagnostiek mogelijk. Met prenatale diagnostiek wordt vroeg in de zwangerschap onderzocht of de foetus is aangedaan.
Gezinsplanning voor mensen met BBS: erfelijkheidsadvies
Mensen met BBS die kinderwens hebben, kunnen verwezen worden voor erfelijkheidsadvies. De partner van de persoon met BBS kan worden onderzocht, om te bepalen of hij/zij drager is van een mutatie in hetzelfde gen. Als hij/zij geen drager is van de aanleg voor BBS, dan is het risico op BBS voor kinderen niet verhoogd. Kinderen kunnen dan hooguit drager zijn.
Als de partner drager is van een mutatie in hetzelfde gen, heeft elk kind 50% kans om het syndroom te krijgen. Als beide ouders BBS hebben, met mutaties in dezelfde genen, dan zullen alle kinderen BBS hebben.
Ziektemechanisme van BBS: wat zijn trilharen en hoe werken ze?
Het mechanisme dat leidt tot BBS is nog onduidelijk, maar de belangrijkste oorzaak van de verschijnselen bij BBS zijn een verstoorde vorming of functie van de cilia.
Cilia zijn dunne, haarachtige structuren die alleen onder een microscoop zichtbaar zijn. Ze komen voor op het oppervlak van bijna alle cellen van ons lichaam. Er zijn verschillende soorten cilia die verschillende functies vervullen.
De lengte van een enkele trilhaar is 1-10 micrometer en de breedte is minder dan 1 micron.
Cilia spelen al voor de geboorte een zeer belangrijke rol bij de ontwikkeling van embryo‘s, de migratie van cellen en de differentiatie van organen.
Een van de belangrijkste functies van cilia is zintuiglijk waarnemen: cilia spelen een belangrijke rol op het gebied van reuk, zicht, tastzin en temperatuurszin.
Er zijn verschillende soorten trilharen:
Cilia die kunnen bewegen worden ‘motiele cilia’ genoemd. Zij bevinden zich op het oppervlak van de cellen van de luchtwegen en het middenoor, waar zij door middel van ritmische, golvende bewegingen helpen slijm en virussen en bacterieën te verwijderen.
Cilia die niet kunnen bewegen, worden ‘niet-motiele’ ofwel ‘primaire cilia’ genoemd. Deze cilia ontvangen signalen van buiten de cel en geven die door naar binnen, zodat naburige cellen met elkaar kunnen communiceren. In de nier bijvoorbeeld kunnen cellen signalen ontvangen over de hoeveelheid van chemische stoffen in de urine.
Bij BBS is de werking van primaire cilia verstoord
Er is aangetoond dat de genen betrokken bij BBS coderen voor eiwitten die verantwoordelijk zijn voor de functie of de vorming van cilia.
Een primair cilium bestaat uit een basal body (donkerblauw) en een buisvormige structuur (groen) opgebouwd uit microtubuli. De 24 verschillende BBS-eiwitten hebben verschillende functies binnen het cilium.
Acht BBS-eiwitten (BBS1, BBS2, BBS4, BBS5, BBS7, BBS8, BBS9 en BBS18) vormen een stabiel complex dat bekend staat als het BBSome, dat het transport van moleculen naar het ciliaire membraan regelt. Sommige andere vormen een chaperoninecomplex dat belangrijk is voor de correcte opbouw van het BBSome. Weer andere BBS-eiwitten helpen om het BBSome op zijn definitieve plaats te brengen. De gedeeltelijk overlappende functies van BBS-eiwitten verklaren waarom verschillende mutaties in verschillende BBS-genen tot vergelijkbare ziekteverschijnselen leiden.
Bij BBS kunnen verschillende organen betrokken zijn. De verschijnselen kunnen aanzienlijk verschillen tussen patiënten, zelfs binnen dezelfde familie. BBS, dat wordt gediagnosticeerd aan de hand van zes kenmerken, wordt meestal op jonge leeftijd vastgesteld.
Veel voorkomende symptomen zijn zwaarlijvigheid, visusstoornissen, extra vingers en/of tenen, testiculaire disfunctie bij jongens, nierafwijkingen en leerproblemen.
De diagnose BBS kan worden gesteld op basis van de aanwezigheid van primaire en secundaire kenmerken. Personen met (een deel van) deze kenmerken komen in aanmerking voor genetisch onderzoek. De diagnose kan bevestigd worden door het aantonen van mutaties in specifieke genen.
De diagnostische criteria, gebaseerd op de aanwezigheid van primaire en secundaire kenmerken, werden in 2003 opgesteld door Forsythe en Beales.
BBS kan worden gediagnosticeerd als de betrokkene ten minste drie primaire en twee secundaire kenmerken heeft, of als hij/zij ten minste vier primaire kenmerken heeft.
De bruikbaarheid van deze klinische criteria wordt beperkt door het feit dat veel van deze klinische kenmerken zich geleidelijk openbaren naarmate het kind zich ontwikkelt en dat de gevoeligheid van de voorgestelde diagnostische criteria bij jonge kinderen dus gering is. Bovendien voldoen sommige patiënten bij wie een genetische diagnose is gesteld, niet altijd aan de klinisch-diagnostische criteria en kan er ook sprake zijn van variabiliteit in de symptomen, zelfs bij patiënten met dezelfde genetische mutatie.
Daarom is het belangrijk dat: De aanwezigheid van deze klinische criteria periodiek wordt geevalueerd bij een kind dat in verdacht wordt van de diagnose BBS.
De diagnostische criteria voor BBS door Beales et al.:
Primaire criteria | Secundaire criteria |
Netvliesdegeneratie (Staafkegeldystrofie) | Scheelzien (strabismus) Vertroebeling van de lenzen (cataract) Kromming van het hoornvlies (astigmatisme) |
Extra vingers/tenen (polydactylie) | Kortere vingers/tenen (brachydactylie) Vergroeide vingers/tenen (syndactylie) |
Centrale zwaarlijvigheid | Spraakstoornissen |
Leerproblemen | Vertraagde ontwikkeling/gedragsstoornissen |
Aanlegproblemen van de nieren | Toegenomen urineproductie (polyurie) Overmatige dorst (polydipsie) Diabetes insipidus |
Verminderde functie van de testes (hypogonadisme) (man) /genitale afwijkingen (vrouw) | Tand crowding/hypodontie/kleine wortels/hoog gehemelte Craniofaciale dysmorfie |
Obesitas is een overmatige ophoping van vetweefsel in het lichaam. De classificatie van zwaarlijvigheid werd vastgesteld door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) en is thans gebaseerd op de body mass index (BMI), die wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht in kg gedeeld door de lichaamslengte in het kwadraat (m²).
Body mass index: BMI=kg/m²
Bij volwassenen wordt overgewicht gedefinieerd als een BMI ≥25 en obesitas als een BMI ≥30. Bij kinderen en adolescenten wordt overgewicht gedefinieerd als een BMI ≥85 percentiel (pc) voor leeftijd en geslacht, en obesitas als een BMI ≥95 pc.
Zwaarlijvigheid in BBS
Leptine is een hormoon dat door vetcellen wordt geproduceerd en dat de energiebalans helpt reguleren door het hongergevoel te remmen. De belangrijkste functie van leptine is het zenden van een signaal naar de hersenen dat meldt hoeveel vet er in de vetcellen van het lichaam is opgeslagen. Leptine werkt in op celreceptoren in de hypothalamus, waardoor de eetlust wordt geremd. Bij obesitas is er sprake van een verminderde gevoeligheid voor leptine (net als bij insulineresistentie bij suikerziekte (diabetes type 2), waardoor mensen niet in staat zijn een vol gevoel waar te nemen, ondanks hoge energievoorraden en hoge leptineniveaus. Dit wordt ook wel leprineresistentie genoemd. Leptineresistentie veroorzaakt een onbedwingbare honger en vermindert het aantal verbrande calorieën.
Het is aangetoond dat BBS-eiwitten de leptinerespons beïnvloeden en het verlies van BBS-genen leidt tot leptineresistentie. Dit is een reden waarom veel BBS-patiënten zwaarlijvig zijn.
De oogproblemen zijn van centraal belang bij patiënten met BBS omdat bijna alle patiënten een geleidelijke achteruitgang van hun zicht ondervinden. Het eerste verschijnsel hiervan is meestal nachtblindheid, wat gemiddeld optreedt rond 8- à 9-jarige leeftijd.
Wat is de reden van dit visusverlies?
De minst voorkomende visuele symptomen van BBS:
Ontwikkeling van visuele beperkingen bij BBS patiënten:
Het eerste symptoom is meestal nachtblindheid, die gemiddeld optreedt bij kinderen vanaf 8-9 jaar. Het gezichtsveld wordt gewoonlijk aangetast vanaf de leeftijd van 10 jaar. Tegen de leeftijd van 17 jaar is er gewoonlijk sprake van zogenaamd tunnelzicht. Vanaf het tweede tot het derde decade neemt de gezichtsscherpte geleidelijk af tot 10% of minder bij bijna alle patiënten.
De biologie achter de staafkegeldystrofie:
Staafjes en kegeltjes zijn foto-receptorcellen van het netvlies en hebben een speciaal licht-absorberend segment. Deze segmenten zijn gemodificeerde trilharen (cilia). De BBS-mutatie leidt tot een verstoord eiwittransport tussen het lichtabsorberende segment en andere delen van de cel. Dit gebrek aan transport leidt tot het afsterven van staafjes en kegeltjes en uiteindelijk tot totale netvliesdegeneratie en blindheid.
Polydactylie is de aanwezigheid van extra vingers of tenen bij de geboorte en is een belangrijke aanwijzing voor BBS. Aangezien extra vingers of tenen meestal op jonge leeftijd worden verwijderd, kan hun aanwezigheid worden vergeten, wat van invloed is op het diagnostische proces.
Polydactylie komt voor bij ongeveer 70% van de BBS-patiënten, waarbij de aanwezigheid van een extra teen vaker voorkomt dan die van een extra vinger.
Vingers en tenen kunnen ook met elkaar vergroeid zijn (syndactylie) en dit komt vooral voor tussen de tweede en derde tenen. Vingers en tenen kunnen abnormaal kort zijn (brachydactylie), de voeten kunnen breed en kort van lengte zijn en een platte wreef hebben.
Syndactylie of brachdactylie worden gecategoriseerd als secundaire criteria van BBS.
Bij mannen wordt een kleine omvang en verminderde functie van de zaadballen „testiculair hypogonadisme“ genoemd. Dit kan zich uiten in een kleine penis, het niet indalen van de testikels in het scrotum („cryptorchidisme“) of een vertraagde aanvang van de puberteit. Niet-ingedaalde zaadballen zijn een punt van zorg omdat zij in verband worden gebracht met een groter risico op zaadbalkanker. Soms is een operatie nodig. Mannen met BBS zijn bijna altijd onvruchtbaar.
Bij vrouwen met BBS kunnen verschillende aanlegproblemen van de geslachtsorganen voorkomen, die bijdragen aan de lage vruchtbaarheidscijfers bij BBS. Er kan sprake zijn van een onderontwikkelde baarmoeder, eileiders of eierstokken. De menstruatie komt vaak laat op gang, en de menstruatiecyclus kan onregelmatig zijn.
Het vruchtbaarheidscijfer is laag, maar van beide geslachten is bekend dat zij biologische kinderen kunnen hebben.
Cilia zijn aanwezig op niercellen, wat verklaart waarom BBS-patiënten worden getroffen door aangeboren nierafwijkingen en nierfunctiestoornissen. Bij ten minste 50% van de BBS-patiënten komen nierafwijkingen voor.
Recente wetenschappelijke gegevens tonen dat aan:
Een solitaire nier (één nier ontbreekt) of nierdysplasie (de nier is niet volledig ontwikkeld) kunnen voorkomen. Als beide nieren dysplastisch zijn, kan, afhankelijk van de ernst van de afwijkingen, de nierfunctie verminderd zijn en kan niervervangingstherapie (dialyse of niertransplantatie) nodig zijn.
Vesicoureterale reflux - hierbij stroomt de urine van de blaas naar de nieren (in plaats van van de nieren naar de blaas) en dit kan bijdragen aan de ontwikkeling van urineweginfecties.
Bij een hoefijzernier komen de twee nieren tijdens de zwangerschap aan de onderkant samen (versmelten) en vormen zo een 'U', waaraan het de naam 'hoefijzer' te danken heeft. De drainage van de nieren kan worden beïnvloed, waardoor nierstenen en urineweginfecties vaker voorkomen. Hoefijzernieren kunnen alleen voorkomen of samen met andere aandoeningen.
Crossed fused ectopia treedt op wanneer beide nieren zich aan dezelfde kant van het lichaam ontwikkelen. In veel gevallen kunnen de twee nieren ook met elkaar vergroeid zijn met behoud van hun eigen vaten en urineleiders.
Er is sprake van nierdysplasie als de inwendige structuren van een of beide nieren zich niet normaal ontwikkelen. Nierdysplasie kan unilateraal of bilateraal, segmentaal of diffuus zijn. Dysplastische nieren zijn vaak cystisch, maar in tegenstelling tot typische presentaties van polycysteuze nierziekten zijn deze nieren niet massaal vergroot, maar hebben ze ongeveer de grootte van nieren die normaal zijn voor de leeftijd of kleiner. Als differentiële diagnose bij bilaterale cysteuze nierdysplasie. Nierdysplasie is een van de meest voorkomende oorzaken van chronisch nierfalen bij kinderen.
Multicystische dysplastische nier (MCDK) is een veelvoorkomend en goed herkenbaar voorbeeld van unilaterale nierdysplasie. Getroffen kinderen hebben meestal een goede algehele nierfunctie met contralaterale compensatoire nierhypertrofie. Kinderen met bilaterale nierdysplasie lopen daarentegen het risico op ernstige chronische achteruitgang van de nierfunctie, ook al is er een grote klinische variabiliteit in het ziektebeloop.
Neurogene blaas - dit wordt veroorzaakt door een storing in de zenuwen die de blaasfunctie regelen, waardoor de blaas zich niet op de juiste manier vult of leegt. De spieren van de blaas kunnen overactief worden en abnormaal samentrekken, zelfs voordat de blaas vol is, of de spieren kunnen te los worden waardoor incontinentie ontstaat. In andere gevallen worden de spieren onderactief en zelfs als de blaas vol is, trekken de spieren niet samen en voelt de persoon geen gevoel of aandrang om naar het toilet te gaan.
Heb je hier al van gehoord?
Zoals onlangs is gebleken, komen bepaalde auto-immuunziekten vaker voor bij BBS patiënten:
Veranderde hoeveelheden van rode bloedcel- en bloedplaatjes, alsmede verhoogde waarden van de witte bloedcellen zijn aangetoond bij BBS patiënten. Sommige studies tonen een verband aan tussen een ciliopathie en ontregelde immuun- en hematopoietische systemen en immuniteit. Sommige van deze veranderingen worden in verband gebracht met BBS-geïnduceerde zwaarlijvigheid, die leidt tot een verhoogde concentratie van witte bloedcellen bij BBS-patiënten. Obesitas kan een toestand van laaggradige metabole ontsteking veroorzaken. Een van de belangrijkste spelers in de met obesitas geassocieerde ontsteking is het hormoon leptine, dat werkt als een pro-inflammatoire cytokine. Leptinesignalering reguleert de immuunreacties in het centrale zenuwstelsel. Het is dus mogelijk dat een verstoorde leptinesignalering in het zenuwstelsel rechtstreeks bijdraagt aan het hoge voorkomen van auto-immuniteit bij BBS-patiënten.
BBS is zo zeldzaam dat veel kinderartsen in hun carrière nog nooit een patiënt met het syndroom hebben ontmoet. Een vroege diagnose stelt artsen in staat om tijdig de juiste medische controles in gang te zetten.
Om een diagnose te stellen zijn kennis van de medische voorgeschiedenis, de symptomen en de lichamelijke en intellectuele ontwikkeling van de patiënt nodig, evenals de resultaten van laboratoriumonderzoek. Vanwege de grote variabiliteit in het optreden van klinische verschijnselen en de verschillende tijdstippen waarop deze zich voordoen, moet de van BBS verdachte patiënt regelmatig worden beoordeeld. Uiteindelijk bevestigt een genetische test een duidelijke diagnose, hoewel nieuwe mutaties die verantwoordelijk zijn voor BBS nog moeten worden geïdentificeerd.
Familiegeschiedenis: BBS is een autosomaal recessieve ziekte. Dit houdt in dat iemand alleen BBS krijgt als hij/zij in beide kopieën van een bepaald BBS-gen een genafwijking (mutatie) heeft (dus van beide ouders de aanleg erft). Meestal zijn de ouders gezonde dragers en vertonen geen symptomen, omdat elk van hen slechts één kopie met een mutatie heeft. In zeldzame gevallen is één van beide mutaties niet geërfd, dat wil zeggen dat de mutatie nieuw is opgetreden. Dit wordt een „de novo” mutatie genoemd.
Algemene kindergeneeskundige controles van lichaamslengte, lichaamsgewicht, body mass index (BMI) en bloeddrukmeting als onderdeel van de routinematige controle voor patiënten met een
verdenking op BBS moeten bij elk consult plaatsvinden.
Radiologisch/ echografisch onderzoek: om de aanwezigheid van afwijkingen van de nieren en het urinestelsel, de testikels en de lever op te sporen.
Echografie van de nieren: toont de aanwezigheid van niercysten of andere afwijkingen van het urineweg- of voortplantingssysteem aan.
Cardiale echografie: voor het diagnosticeren van aangeboren hartafwijkingen of hartspierziekten.
MRI-Scan van de buik: is nauwkeuriger bij de beoordeling van het aantal, de plaats en de grootte van cysten en wordt voornamelijk gebruikt om de voortgang van de ziekte te volgen.
Volledig oogonderzoek: om de degeneratie van het netvlies op te sporen, bv. de aanwezigheid van retinitis pigmentosa.
Retinitis pigmentosa kan worden opgespoord door een onderzoek van de oogbol, met een speciale lamp (spleetlamponderzoek), nadat de pupil is verwijd.
Elektroretinogram (ERG): is een oogtest die wordt gebruikt om een aandoening van het netvlies vast te stellen en kan op elke leeftijd worden uitgevoerd. Bij deze test wordt de elektrische reactie van het netvlies op lichtstimulatie geregistreerd. Veranderingen in het netvlies kunnen al in de eerste twee levensjaren worden waargenomen, hoewel vóór de leeftijd van vijf jaar zelden significante veranderingen zichtbaar zijn.
Gezichtsveldonderzoek: wordt gewoonlijk uitgevoerd na de leeftijd van ongeveer 7 jaar, omdat hiervoor actieve medewerking van de patiënt nodig is.
Bloed- en urineonderzoek: Er worden regelmatig bloed- en urinetests uitgevoerd, vooral om de nier- en leverfunctie te controleren, hormonale afwijkingen en suikerziekte op te sporen, evenals veelvoorkomende lipidenstoornissen.
Bij de endocrinologische evaluatie moet worden nagegaan of er tekenen en verschijnselen van diabetes mellitus zijn en moet indien nodig een orale glucosetolerantietest worden uitgevoerd. Beoordeling van de schildklierfunctie, het lipidenprofiel en de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken is belangrijk. Indien nodig kan de hypofyse verder worden getest en een hormoonvervangingstherapie worden ingesteld. Tijdens de adolescentie kunnen met bloedonderzoek veelvoorkomende afwijkingen van de geslachtshormonen (testosteron of oestrogeen) worden opgespoord en zo nodig verholpen.
Genetisch onderzoek: Aangezien BBS kan worden veroorzaakt door mutaties in verschillende genen die coderen voor eiwitten van de cilia, wordt uitgebreid DNA-onderzoek (genpanel of whole-exome sequencing), aanbevolen.
Genetisch onderzoek kan ziekte-veroorzakende/pathogene varianten (mutaties) in bekende genen aan het licht brengen of in nieuwe genen waarvan eerder onbekend was dat ze verband houden met BBS.
Momenteel zijn er mutaties meer dan 24 genen ontdekt die dit syndroom veroorzaken. Mutaties in al deze genen leiden tot een abnormale structuur en/of gestoorde werking van de primaire cilia.
De meest frequent aangedane genen zijn:
BBS1 - 23,4% van alle BBS-patiënten
BBS10 - 14,5% van alle BBS-patiënten
BBS 2 - 9,6% van alle BBS-patiënten
BBS12 - 6,4% van alle BBS-patiënten
Kunnen we BBS verwarren met andere ziekten en hoe zien we het verschil?
Ja, het syndroom van Bardet-Biedl kan verward worden met andere syndromen met gelijkaardige symptomen. Het is niet altijd eenvoudig om snel een diagnose te stellen. Patiënten vertonen vaak tekenen en symptomen die bij verschillende syndromen horen.
Het Laurence-Moon syndroom, lange tijd verward met het syndroom van Bardet-Biedl, veroorzaakt naast andere symptomen neurologische stoornissen (evenwichtsstoornissen of gebrek aan coördinatie en/of verlamming van de benen) en polydactylie. De verantwoordelijke genen verschillen van die welke het syndroom van Bardet-Biedl veroorzaken.
Het syndroom van Alström wordt gekenmerkt door afwijkingen van het netvlies, zwaarlijvigheid, progressief gehoorverlies, nierafwijkingen, suikerziekte en een gebrekkige ontwikkeling van de geslachtsorganen (hypogonadisme) bij jongens. Sommige van deze symptomen en verschijnselen vallen samen met het syndroom van Bardet-Biedl, maar er is geen sprake van polydactylie of leerproblemen. Het gen dat verantwoordelijk is voor het syndroom van Alström is geïdentificeerd en verschilt van de genen die betrokken zijn bij het syndroom van Bardet-Biedl.
Het syndroom van Cohen combineert retinopathie met myopie (bijziendheid), zwaarlijvigheid en specifieke tandafwijkingen. Het gen in kwestie is ook geïdentificeerd en verschilt van het gen dat betrokken is bij het syndroom van Bardet-Biedl.
Het McKusick-Kaufman syndroom gaat gepaard met genitale afwijkingen, extra vingers, en hartafwijkingen. Het omvat echter geen retinopathie pigmentosa, waardoor het zich onderscheidt van het syndroom van Bardet-Biedl.
Een juiste diagnose in de vroege kinderjaren kan gerichte symptomatische behandeling van het syndroom van Bardet-Biedl ondersteunen. Er wordt onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van een geneesmiddel voor BBS, maar tot dusver is er nog geen oorzakelijke behandeling ontwikkeld.
De levensverwachting van personen met BBS is over het algemeen niet verminderd, maar mensen met BBS hebben specialistische zorg nodig en zijn in veel gevallen in hun dagelijks leven afhankelijk van de hulp van andere mensen.
De medische ingrepen voor BBS-patiënten bestaan uit het verlichten van de verschijnselen van de aandoening, maar de meeste daarvan zijn moeilijk te behandelen. Hiervoor is multidisciplinaire zorg nodig waarbij een nefroloog, oogarts, endocrinoloog en klinisch geneticus betrokken zijn. Patiënten en hun families hebben ook leer- en psychologische ondersteuning nodig.
De ontwikkeling van kinderen kan door het syndroom vertraagd en beperkt zijn. Daarnaast kunnen psychische problemen voorkomen zoals angststoornissen en depressie, bij patiënten of familieleden van mensen met BBS.
BBS-patiënten kunnen aanzienlijk beperkt zijn in hun dagelijks leven door een sterk verminderd gezichtsveld en . blindheid. Dit kan ook leiden tot ongemak of depressie.
BBS kan ook leiden tot gedragsproblemen, en vooral kinderen kunnen daardoor gepest of geplaagd worden.
Recente studies hebben aangetoond dat het gemeenschappelijke punt voor alle BBS symptomen en cilia disfunctie de ontregeling van het glycosphingolipid (GSL) metabolisme is.
Er wordt onderzocht hoe dit metabole defect kan worden aangepakt, om de ciliastructuur en -signalering in stand te houden, en zo te zorgen voor een verbetering van de aandoening in meerdere organen. Deze therapiemogelijkheid bevindt zich nog in een experimenteel stadium en moet nog worden bewezen.
Problemen met zien:
Obesity:
Gedragsstoornissen:
Verminderde nierfunctie:
Polydactylie / Genitale afwijkingen:
Wat zal er in de toekomst met mijn kind gebeuren? Wat zijn hun vooruitzichten?
Ziektedocumentatie en testresultaten:
De diagnose nierziekte kan moeilijk aanvoelen, maar begrijpen wat de aandoening van u of uw kind is, is de eerste stap om de symptomen onder controle te krijgen. Sommige van deze veelvoorkomende termen kunnen door de artsen worden genoemd. Hier leest u wat ze betekenen:
CKD (Chronische nierziekte | Een progressieve en onomkeerbare beschadiging van de nieren die in de loop van maanden of jaren kan leiden tot nierfalen. Er is geen genezing voor CKD, maar zijn er behandelingen die de voortgang van de ziekte aanzienlijk kunnen vertragen als er vroeg mee wordt begonnen. |
Creatinine | Is een normaal afvalproduct van het lichaam. Soms wordt het niveau van creatinine in uw urine gecontroleerd en gebruikt om te bepalen hoe goed uw nieren afval uit uw bloed filteren. |
Ziekte van Crohn | Een vorm van inflammatoire darmziekten (IBD), auto-immunologische aandoening, die niet zelden voorkomt in BBS pts. Het veroorzaakt ontsteking van je spijsverteringskanaal, wat kan leiden tot buikpijn, ernstige diarree, vermoeidheid, gewichtsverlies en ondervoeding. |
Dialysis | Is het proces waarbij op kunstmatige wijze afvalstoffen en overtollig vocht uit uw bloed worden verwijderd. Er zijn twee hoofdsoorten dialyse - hemodialyse en peritoneaal dialyse. Met hemodialyse, wordt uw bloed gefilterd door een externe machine, een dialysator. Peritoneaal dialyse werkt door het passeren van dialyse oplossing in je buik via een katheter om je bloed in je lichaam te filteren. |
ESRD | Is het eindstadium en de ernstigste vorm van nierziekte. Het betekent dat uw nieren zijn uitgevallen, en dat dialyse of een niertransplantatie nodig is. |
GFR (Glomerulaire filtratiesnelheid) | De snelheid waarmee uw nieren (met name de glomeruli in uw nieren) afval uit uw bloed filteren. De test hiervoor heet geschatte glomerulaire filtratiesnelheid eGFR. |
Ziekte van Hirschsprung | Beschrijft een afwezigheid van de zenuwen die zich normaalgesproken in de dikke darm bevinden. Dit verhindert darmbewegingen waardoor ernstige verstopping kan ontstaan. Deze stoornissen werden waargenomen bij BBS patiënten. |
Insuline | Is een hormoon dat door de alvleesklier wordt geproduceerd en het transport van glucose (suiker) naar de cellen regelt voor de productie van energie. De uitscheiding van insuline wordt gestimuleerd door de aanwezigheid van glucose. |
Insulineresistentie | De lichaamscellen reageren niet adequaat op stimulatie door insuline, en als gevolg daarvan wordt er geen glucose opgenomen in de cellen. |
Nycturie | Nachtelijk plassen. |
Polydipsie | Is een overmatige dorst. |
Polyurie | Is een overmatige productie of output van urine (> dan 3 liter per 24 uur bij volwassenen) |
Maatregelen ter bescherming van de nieren | Om schade aan de nier door welke oorzaak dan ook te voorkomen, minimaliseren nadelige effecten - vooral door oxidatieve stress - op de niervasculatuur. |
9. Husson H, Bukanov NO, Moreno S, Smith M, Richards B et all. Correction of cilia structure and function alleviates multi-organ pathology in Bardet–Biedl syndrome mice Human Molecular Genetics, 2020, Vol. 29, 2508–2522
10. Khan Sa, MuhaGenetics of human Bardet-Biedl syndrome, an updates Clin Genet 2016 Jul;90(1):3-15.
11. Meng X, Long Y, Ren J, Wang G, Yin X, Li S. Ocular Characteristics of Patients With Bardet-Biedl Syndrome Caused by Pathogenic BBS Gene Variation in a Chinese Cohort. Front Cell Dev Biol. 2021
12. Tsyklauri O, Niederlova V, Forsythe E et all. .Bardet–Biedl Syndrome ciliopathy is linked to altered hematopoiesis and dysregulated self-tolerance. EMBO Rep. 2021 Feb 3; 22(2): e50785. Published online 2021 Jan 11. doi: 10.15252/embr.202050785
13. Weihbrecht K, Goar WA, Pak T, et al. Keeping an Eye on Bardet-Biedl Syndrome: A Comprehensive Review of the Role of Bardet-Biedl Syndrome Genes in the Eye. Med Res Arch. 2017; 5(9):https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5814251/.
14. https:/ rarediseases.org/rare-diseases/bardet-biedl-syndrome/