Bardet-Biedl Syndrome

Definitie van Ziekte

Bardet-Biedl syndrome (BBS) is een zeldzame aandoening die verschillende organen treft, waaronder de nieren. BBS wordt veroorzaakt door disfunctie van het cilium (of cilia, meervoud), een onderdeel van de cel dat op veel celtypen van verschillende organen voorkomt. Cilia (trilharen) zijn lange, dunne, haar-achtige uitsteeksels die betrokken zijn bij de signaaloverdracht van cellen. Het syndroom van Bardet-Biedl wordt daarom geclassificeerd als een ‚ciliopathie‘.

 

Overzicht van aangedane organen en verschijnselen bij BBS:

Wat moet je weten over Bardet-Biedl syndroom?

Het doel van dit boekje is om uit te leggen wat BBS inhoudt, welke organen kunnen zijn aangedaan, en hoe de prognose en de kwaliteit van leven van BBS-patiënten kan worden verbeterd. Een vroege diagnose is belangrijk voor de kwaliteit van leven. Patiënten met BBS hebben over het algemeen multidisciplinaire zorg nodig.

Nierproblemen kunnen leiden tot ernstige complicaties. Verderop in deze folder wordt uitgelegd hoe medicatie en veranderingen in leefstijl het beloop van de nierziekte bij BBS kunnen vertragen.

Geschiedenis van Bardet-Biedl syndroom

De ziekte werd voor het eerst onafhankelijk beschreven in 1920 door de Franse arts Georges Bardet en in 1922 door de Hongaars-Oostenrijkse patholoog Artur Biedl. Sindsdien zijn er meer dan 200 gevallen van BBS gemeld in de medische literatuur. In 2000 ontdekten onderzoekers een genmutatie die het Bardet Biedl syndroom veroorzaakt. Nieuwe gegevens wijzen erop dat ten minste 24 genen betrokken zijn bij de ontwikkeling van BBS. Deze genen worden vaak BBS-genen genoemd en spelen een cruciale rol in de trilhaarfunctie.

Laurence-Moon syndroom ≠ Bardet Biedl syndroom

In het verleden werd het Laurence-Moon-Bardet-Biedl syndroom beschreven als een enkele ziekte, later werden het Laurence-Moon syndroom (LMS) en het Bardet-Biedl syndroom gescheiden, maar de verschillen tussen BBS en LMS waren niet duidelijk gedefinieerd. Er wordt vaak over nagedacht, maar nog steeds gediscussieerd, of LMS een aparte aandoening is of een variant van BBS. In tegenstelling tot BBS wordt LMS geassocieerd met moeite met het controleren van lichaamsbewegingen en spastische paraplegie, wat niet typisch wordt gezien bij BBS.

Ciliopathieën

Ciliopathieën zijn een groep ziekten die worden veroorzaakt door genmutaties die resulteren in een verstoorde cilia functie. Hierdoor kunnen verschillende organen van het menselijk lichaam zijn aangedaan.

Omdat cilia zich op veel lichaamscellen bevinden, kunnen meerdere organen betrokken zijn. Een herkenbare combinatie van verschijnselen wordt een syndroom genoemd.

De rol van cilia in de meeste weefsels blijft onbekend. Hoe disfunctie van de cilia tot zulke ernstige verschijnselen leidt, is onderwerp van lopend onderzoek.

Alström syndroom Sensenbrenner syndroom Shortrib-polydactylie syndroom
Asphyxiating thoracic dysplasia (ATD) Jeune syndroom Ellis-van Creveld syndroom
Joubert syndroom Leber congenital amaurosis McKusick-Kaufman syndroom
Meckel-Gruber syndroom Nefronoftise Orofaciodigitaal syndroom
Polycysteuze nierziekte Primaire ciliaire dyskinesie Senior-Loken syndroom

 


Genetica en Overerving van BBS

Mutaties in één enkel BBS-gen zijn voldoende om de aandoening te krijgen. BBS wordt daarom ‘monogeen’ genoemd.

Het syndroom erft autosomaal recessief over.

Wat betekent dit?

Om een autosomaal recessieve aandoening te krijgen, moet een kind een mutatie in beide kopieën van het gen erven, één van elke ouder. Als slechts één mutatie wordt geërfd, zal het kind geen BBS hebben, maar drager zijn van het syndroom. Dragers hebben geen verschijnselen. Als beide ouders drager zijn van BBS, is de kans dat een kind van beide ouders de aanleg erft, en dus is aangedaan, 25% (1 op 4). Dit geldt voor zowel meisjes/vrouwen als jongens/mannen.

In het voorbeeld hieronder ziet u de stamboom van een familie waarin BBS voorkomt:

Voor ouders die een kind hebben met BBS, is het risico voor toekomstige zwangerschappen:

- 25% dat het kind BBS zal hebben

- 50% dat het kind geen BBS zal hebben maar drager zal zijn van de aanleg

- 25% dat het kind geen BBS zal hebben en geen drager zal zijn van de aanleg

Tot op heden (2022) zijn mutaties in 24 BBS-genen geïdentificeerd.

De BBS-genen zijn de blauwdrukken voor diverse BBS-eiwitten die belangrijk zijn voor de ciliafunctie en bepaalde cellulaire transportmechanismen.

Als één van de BBS-eiwitten niet functioneert (door een mutatie in het desbetreffende gen), werkt het hele apparaat niet zoals het zou moeten, en dat leidt tot BBS (los van welk BBS-gen betrokken is).

Het voorkomen van deze aandoening in Europa wordt geschat op 1 op 150 000 - 175 000 mensen. In sommige geïsoleerde populaties (bv. onder Israëlische bedoeïenen en Puerto Ricanen) komt de ziekte vaker voor: ongeveer 1 op 100 000 mensen. De aanwezigheid van specifieke klinische verschijnselen kan aanleiding geven tot genetische tests.

 

Waarom heeft mijn kind BBS?

In de meeste gevallen heeft iemand BBS omdat hij van elke ouder één kopie van een BBS-gen met een mutatie heeft geërfd en dus een mutatie heeft in beide kopieën van eenzelfde BBS-gen.

Dragers hebben over het algemeen geen klachten of verschijnselen van de ziekte, omdat zij naast het gen met de mutatie ook een tweede, normale kopie van het gen hebben.

Kan de ziekte ook bij andere familieleden voorkomen?

Wanneer bij één familielid de diagnose BBS genetisch is bevestigd, kunnen broers, zussen en andere verwanten worden getest om te onderzoeken of zij drager zijn van de aanleg voor BBS. Dit kan relevant zijn bij kinderwens.

Kennis van de BBS-mutatie in de familie maakt ook prenatale diagnostiek mogelijk. Met prenatale diagnostiek wordt vroeg in de zwangerschap onderzocht of de foetus is aangedaan.

Gezinsplanning voor mensen met BBS: erfelijkheidsadvies

Mensen met BBS die kinderwens hebben, kunnen verwezen worden voor erfelijkheidsadvies. De partner van de persoon met BBS kan worden onderzocht, om te bepalen of hij/zij drager is van een mutatie in hetzelfde gen. Als hij/zij geen drager is van de aanleg voor BBS, dan is het risico op BBS voor kinderen niet verhoogd. Kinderen kunnen dan hooguit drager zijn.

Als de partner drager is van een mutatie in hetzelfde gen, heeft elk kind 50% kans om het syndroom te krijgen. Als beide ouders BBS hebben, met mutaties in dezelfde genen, dan zullen alle kinderen BBS hebben.

Ziektemechanisme van BBS: wat zijn trilharen en hoe werken ze?

Het mechanisme dat leidt tot BBS is nog onduidelijk, maar de belangrijkste oorzaak van de verschijnselen bij BBS zijn een verstoorde vorming of functie van de cilia.

Cilia zijn dunne, haarachtige structuren die alleen onder een microscoop zichtbaar zijn. Ze komen voor op het oppervlak van bijna alle cellen van ons lichaam. Er zijn verschillende soorten cilia die verschillende functies vervullen.

De lengte van een enkele trilhaar is 1-10 micrometer en de breedte is minder dan 1 micron.

Cilia spelen al voor de geboorte een zeer belangrijke rol bij de ontwikkeling van embryo‘s, de migratie van cellen en de differentiatie van organen.

Een van de belangrijkste functies van cilia is zintuiglijk waarnemen: cilia  spelen een belangrijke rol op het gebied van reuk, zicht, tastzin en temperatuurszin.

Er zijn verschillende soorten trilharen:

Cilia die kunnen bewegen worden ‘motiele cilia’  genoemd. Zij bevinden zich op het oppervlak van de cellen van de luchtwegen en het middenoor, waar zij door middel van ritmische, golvende bewegingen helpen slijm en virussen en bacterieën te verwijderen.

Cilia die niet kunnen bewegen, worden ‘niet-motiele’ ofwel ‘primaire cilia’ genoemd. Deze cilia ontvangen signalen van buiten de cel en geven die door naar binnen, zodat naburige cellen met elkaar kunnen communiceren. In de nier bijvoorbeeld kunnen cellen signalen ontvangen over de hoeveelheid van chemische stoffen in de urine.

Bij BBS is de werking van primaire cilia verstoord

Er is aangetoond dat de genen betrokken bij BBS coderen voor eiwitten die verantwoordelijk zijn voor de functie of de vorming van cilia.

Een primair cilium bestaat uit een basal body (donkerblauw) en een buisvormige structuur (groen) opgebouwd uit microtubuli. De 24 verschillende BBS-eiwitten hebben verschillende functies binnen het cilium.

Acht BBS-eiwitten (BBS1, BBS2, BBS4, BBS5, BBS7, BBS8, BBS9 en BBS18) vormen een stabiel complex dat bekend staat als het BBSome, dat het transport van moleculen naar het ciliaire membraan regelt. Sommige andere vormen een chaperoninecomplex dat belangrijk is voor de correcte opbouw van het BBSome. Weer andere BBS-eiwitten helpen om het BBSome op zijn definitieve plaats te brengen. De gedeeltelijk overlappende functies van BBS-eiwitten verklaren waarom verschillende mutaties in verschillende BBS-genen tot vergelijkbare ziekteverschijnselen leiden.

 


Symptomen

Bij BBS kunnen verschillende organen betrokken zijn. De verschijnselen kunnen aanzienlijk verschillen tussen patiënten, zelfs binnen dezelfde familie. BBS, dat wordt gediagnosticeerd aan de hand van zes kenmerken, wordt meestal op jonge leeftijd vastgesteld.

Veel voorkomende symptomen zijn zwaarlijvigheid, visusstoornissen, extra vingers en/of tenen, testiculaire disfunctie bij jongens, nierafwijkingen en leerproblemen.

De diagnose BBS kan worden gesteld op basis van de aanwezigheid van primaire en secundaire kenmerken. Personen met (een deel van) deze kenmerken komen in aanmerking voor genetisch onderzoek. De diagnose kan bevestigd worden door het aantonen van mutaties in specifieke genen.

De diagnostische criteria, gebaseerd op de aanwezigheid van primaire en secundaire kenmerken, werden in 2003 opgesteld door Forsythe en Beales.

BBS kan worden gediagnosticeerd als de betrokkene ten minste drie primaire en twee secundaire kenmerken heeft, of als hij/zij ten minste vier primaire kenmerken heeft.

 

De bruikbaarheid van deze klinische criteria wordt beperkt door het feit dat veel van deze klinische kenmerken zich geleidelijk openbaren naarmate het kind zich ontwikkelt en dat de gevoeligheid van de voorgestelde diagnostische criteria bij jonge kinderen dus gering is. Bovendien voldoen sommige patiënten bij wie een genetische diagnose is gesteld, niet altijd aan de klinisch-diagnostische criteria en kan er ook sprake zijn van variabiliteit in de symptomen, zelfs bij patiënten met dezelfde genetische mutatie.

Daarom is het belangrijk dat: De aanwezigheid van deze klinische criteria periodiek wordt geevalueerd bij een kind dat in verdacht wordt van de diagnose BBS.

De diagnostische criteria voor BBS door Beales et al.:

 


Primaire criteria Secundaire criteria
Netvliesdegeneratie (Staafkegeldystrofie) Scheelzien (strabismus)
Vertroebeling van de lenzen (cataract)
Kromming van het hoornvlies (astigmatisme)
Extra vingers/tenen (polydactylie) Kortere vingers/tenen (brachydactylie)
Vergroeide vingers/tenen (syndactylie)
Centrale zwaarlijvigheid Spraakstoornissen
Leerproblemen Vertraagde ontwikkeling/gedragsstoornissen
Aanlegproblemen van de nieren Toegenomen urineproductie (polyurie)
Overmatige dorst (polydipsie)
Diabetes insipidus
Verminderde functie van de testes (hypogonadisme) (man) /genitale afwijkingen (vrouw) Tand crowding/hypodontie/kleine wortels/hoog gehemelte
Craniofaciale dysmorfie

 

De voornaamste kenmerken van BBS zijn:

1. Obesitas

Obesitas is een overmatige ophoping van vetweefsel in het lichaam. De classificatie van zwaarlijvigheid werd vastgesteld door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) en is thans gebaseerd op de body mass index (BMI), die wordt berekend aan de hand van het lichaamsgewicht in kg gedeeld door de lichaamslengte in het kwadraat (m²).

Body mass index:  BMI=kg/m²

Bij volwassenen wordt overgewicht gedefinieerd als een BMI ≥25 en obesitas als een BMI ≥30. Bij kinderen en adolescenten wordt overgewicht gedefinieerd als een BMI ≥85 percentiel (pc) voor leeftijd en geslacht, en obesitas als een BMI ≥95 pc.

Zwaarlijvigheid in BBS

  • Bij mensen met BBS verschijnt obesitas al op jonge leeftijd en neemt toe met de leeftijd.
  • De frequentie en ernst van obesitas verschilt per patiënt.
  • Zwaarlijvigheid bij BBS is niet het gevolg van verkeerde voeding of verwaarlozing door de ouders, maar van een verstoord evenwicht tussen honger en verzadiging (vol gevoel).
  • Ciliary defecten in de hypothalamus (het hormoonproducerende gebied van de hersenen) beïnvloeden de functie van het verzadigingshormoon leptine, waardoor het lichaam niet goed weet wanneer het vol zit.
  • Mensen met BBS kunnen ook een overmatige eetlust hebben, wat leidt tot overmatige voedselinname (hyperfagie).
  • Bij de geboorte is het gewicht meestal normaal, maar 90% van de mensen met BBS neemt in het eerste levensjaar snel in gewicht toe.
  • Obesitas in BBS wordt gedomineerd door een bijzonder gevaarlijk type, abdominale obesitas genaamd, waarbij vetweefsel zich voornamelijk ophoopt in de buik en inwendige organen en hormonaal actieve stoffen produceert die het functioneren van andere organen verstoren.
  • Abdominale obesitas kan binnen korte tijd leiden tot de ontwikkeling van type 2 diabetes als gevolg van insulineresistentie, maar het mechanisme wordt nog niet goed begrepen.
  • Diabetes mellitus komt naar schatting voor bij 45% van de patiënten met BBS.
  • Een slechte gewichtsbeheersing kan problemen met hart en bloedvaten verder compliceren.
Wist u dat?

Leptine is een hormoon dat door vetcellen wordt geproduceerd en dat de energiebalans helpt reguleren door het hongergevoel te remmen. De belangrijkste functie van leptine is het zenden van een signaal naar de hersenen dat meldt hoeveel vet er in de vetcellen van het lichaam is opgeslagen. Leptine werkt in op celreceptoren in de hypothalamus, waardoor de eetlust wordt geremd. Bij obesitas is er sprake van een verminderde gevoeligheid voor leptine (net als bij insulineresistentie bij suikerziekte (diabetes type 2), waardoor mensen niet in staat zijn een vol gevoel waar te nemen, ondanks hoge energievoorraden en hoge leptineniveaus. Dit wordt ook wel leprineresistentie genoemd. Leptineresistentie veroorzaakt een onbedwingbare honger en vermindert het aantal verbrande calorieën.

Het is aangetoond dat BBS-eiwitten de leptinerespons beïnvloeden en het verlies van BBS-genen leidt tot leptineresistentie. Dit is een reden waarom veel BBS-patiënten zwaarlijvig zijn.

(copy 78)

2. Retinitis pigmentosa (Rod-Cone Dystrophy)

De oogproblemen zijn van centraal belang bij patiënten met BBS omdat bijna alle patiënten een geleidelijke achteruitgang van hun zicht ondervinden. Het eerste verschijnsel hiervan is meestal nachtblindheid, wat gemiddeld optreedt rond 8- à 9-jarige leeftijd.

Wat is de reden van dit visusverlies?

  • Het netvlies is een zeer dunne laag aan de achterkant van het oog die visuele signalen ontvangt. De precieze functie van het netvlies is het omzetten van lichtsignalen in zenuwimpulsen, die verder worden doorgegeven aan de hersenen en zo het gezichtsvermogen mogelijk maken.
  • Het netvlies bevat twee soorten visuele receptoren (fotoreceptoren), namelijk staafjes en kegeltjes. Er zijn meer staafjes dan kegeltjes (ongeveer 120 miljoen tegenover 6 miljoen) en ze zijn gevoeliger. Staafjes zijn gevoelig voor lichtintensiteit, maken zwart-witvisie mogelijk en bevinden zich voornamelijk in de perifere delen van het netvlies. Kegeltjes zijn geconcentreerd in het centrale deel van het netvlies en zijn verantwoordelijk voor kleurenzicht en visuele focus.
  • Het proces van netvliesdegeneratie bij BBS-patiënten begint meestal in de vroege kinderjaren, aanvankelijk met de ontwikkeling van nachtblindheid (verlies van staafjes), gevolgd door de ontwikkeling van tunnelvisie. De degeneratie van staafjes en tegens veroorzaakt een geleidelijke vernauwing van het gezichtsveld. Patiënten kunnen een overgevoeligheid voor licht ervaren en moeite hebben om zich aan te passen aan veranderende lichtomstandigheden. De volgorde waarin de symptomen optreden hangt af van welke fotoreceptoren, de staafjes of de kegeltjes, het eerst degenereren.
  • Verder treedt er degeneratie van neurale cellen op, wat resulteert in beschadiging van de oogzenuw (optische atrofie).  Aangezien de oogzenuw netvliesinformatie doorgeeft aan de hersenen, gaat oogatrofie gepaard met gezichtsverlies. Ook vernauwen de kleine netvliesvaatjes zich en veroorzaken ischemische veranderingen.
  • De meeste mensen met BBS (meer dan 90%) worden in hun puberteit of vroege volwassenheid als ernstig slechtziend geregistreerd.
  • Verder treedt de degeneratie van neurale cellen op, waardoor de oogzenuw beschadigd raakt (optische atrofie). Aangezien de oogzenuw netvliesinformatie doorgeeft aan de hersenen, gaat optische atrofie gepaard met gezichtsverlies. Ook worden vernauwingen van de kleine netvliesvaatjes gezien, die ischemische veranderingen veroorzaken.
  • De meeste mensen met BBS (meer dan 90%) raken in hun puberteit of vroege volwassenheid ernstig slechtziend.

De minst voorkomende visuele symptomen van BBS:

  • Scheelzien (Strabismus) – een aandoening die wordt veroorzaakt door een verzwakking van de oogspieren, waardoor de ogen niet meer in dezelfde richting kunnen scherpstellen.
  • Onwillekeurige oogbewegingen (Nystagmus) – een ritmische ongecontroleerde beweging van de ogen, van links naar rechts, op en neer of in cirkels.
  • Vertroebeling van de lenzen (Cataract) - een aandoening waarbij vlekken of troebele zones op de gewoonlijk transparante ooglens ontstaan, waardoor lichtstralen moeilijk op het netvlies kunnen doordringen en het gezichtsvermogen wordt aangetast.
  • Kromming van het hoornvlies (Astigmatisme) - een onvolkomenheid in de kromming van het oog, waardoor het zicht onscherp en vervormd is.

Ontwikkeling van visuele beperkingen bij BBS patiënten:

Het eerste symptoom is meestal nachtblindheid, die gemiddeld optreedt bij kinderen vanaf 8-9 jaar. Het gezichtsveld wordt gewoonlijk aangetast vanaf de leeftijd van 10 jaar. Tegen de leeftijd van 17 jaar is er gewoonlijk sprake van zogenaamd tunnelzicht. Vanaf het tweede tot het derde decade neemt de gezichtsscherpte geleidelijk af tot 10% of minder bij bijna alle patiënten.

De biologie achter de staafkegeldystrofie:

Staafjes en kegeltjes zijn foto-receptorcellen van het netvlies en hebben een speciaal licht-absorberend segment. Deze segmenten zijn gemodificeerde trilharen (cilia). De BBS-mutatie leidt tot een verstoord eiwittransport tussen het lichtabsorberende segment en andere delen van de cel. Dit gebrek aan transport leidt tot het afsterven van staafjes en kegeltjes en uiteindelijk tot totale netvliesdegeneratie en blindheid.

3. Polydactylie

Polydactylie is de aanwezigheid van extra vingers of tenen bij de geboorte en is een belangrijke aanwijzing voor BBS. Aangezien extra vingers of tenen meestal op jonge leeftijd worden verwijderd, kan hun aanwezigheid worden vergeten, wat van invloed is op het diagnostische proces.

Polydactylie komt voor bij ongeveer 70% van de BBS-patiënten, waarbij de aanwezigheid van een extra teen vaker voorkomt dan die van een extra vinger.

Vingers en tenen kunnen ook met elkaar vergroeid zijn (syndactylie) en dit komt vooral voor tussen de tweede en derde tenen. Vingers en tenen kunnen abnormaal kort zijn (brachydactylie), de voeten kunnen breed en kort van lengte zijn en een platte wreef hebben.

Syndactylie of brachdactylie worden gecategoriseerd als secundaire criteria van BBS.

4. Hypogonadisme

Bij mannen wordt een kleine omvang en verminderde functie van de zaadballen „testiculair hypogonadisme“ genoemd. Dit kan zich uiten in een kleine penis, het niet indalen van de testikels in het scrotum („cryptorchidisme“) of een vertraagde aanvang van de puberteit. Niet-ingedaalde zaadballen zijn een punt van zorg omdat zij in verband worden gebracht met een groter risico op zaadbalkanker. Soms is een operatie nodig. Mannen met BBS zijn bijna altijd onvruchtbaar.

Bij vrouwen met BBS kunnen verschillende aanlegproblemen van de geslachtsorganen voorkomen, die bijdragen aan de lage vruchtbaarheidscijfers bij BBS. Er kan sprake zijn van een onderontwikkelde baarmoeder, eileiders of eierstokken. De menstruatie komt vaak laat op gang, en de menstruatiecyclus kan onregelmatig zijn.

Het vruchtbaarheidscijfer is laag, maar van beide geslachten is bekend dat zij biologische kinderen kunnen hebben.

5. Vertraging in intellectuele ontwikkeling

  • Een deel van de patiënten heeft een verstandelijke beperking spraak- en taalstoornissen, aandachtstekort, problemen met redeneren en een emotionele ontwikkelingsachterstand.
  • De mate van ontwikkelingsachterstand bij het Bardet-Biedl syndroom kan variabel zijn. Ernstige leerproblemen komen slechts bij een minderheid van de BBS-patiënten voor, en bij velen is de verstandelijke ontwikkeling normaal.
  • Sommige kinderen met BBS hebben op school extra ondersteuning nodig, of hulp met het uit het hoofd leren.
  • Ontwikkelingsachterstand kan al heel vroeg merkbaar zijn, hoewel basisvaardigheden binnen een normaal of licht vertraagd tijdsbestek worden verworven. De spraakontwikkeling is vaak vertraagd.
  • BBS wordt vaak in verband gebracht met angststoornissen. Sombere stemming, paniekaanvallen, obsessies en dwanghandelingen, woede en slechte emotionele controle komen ook vaker voor bij volwassenen en jongeren met BBS. Het is onduidelijk of dit een onderdeel van het syndroom is of een indirect gevolg ervan, waarschijnlijk is het een combinatie van beide.
  • Kinderen met BBS kunnen autistische trekken vertonen, dwangmatig gedrag, moeite met verandering, emotionele ontwikkelingsachterstand, gebrek aan energie en ADHD.
  • Hoe de intellectuele ontwikkeling van BBS-patiënten wordt bepaald, blijft onduidelijk.

6. Aanlegproblemen van de nieren en nierfunctiestoornissen

Cilia zijn aanwezig op niercellen, wat verklaart waarom BBS-patiënten worden getroffen door aangeboren nierafwijkingen en nierfunctiestoornissen. Bij ten minste 50% van de BBS-patiënten komen nierafwijkingen voor.

  • In de meeste gevallen wordt de nierziekte op vijfjarige leeftijd gediagnosticeerd, maar het kan ook in het eerste levensjaar worden ontdekt.
  • Nieraandoeningen bij BBS kunnen op verschillende manieren tot uiting komen, met een verschillend beloop.
  • De ontwikkeling van niercysten is de meest voorkomende verandering en kan leiden tot gevaarlijke complicaties zoals de ontwikkeling van chronische nierziekte (CKD) of nierfalen. De niercysten worden vaak vóór de bevalling of in de vroege kinderjaren ontdekt en worden veroorzaakt door een gestoorde trilhaar (cilia) functie op de niercellen van de nierbuisjes (tubuli).
  • Het gebrek aan trilharen in de niertubuli veroorzaakt een overmatige urineproductie van ongeconcentreerde urine. Het vocht hoopt zich op in het nierweefsel en leidt tot de vorming van cysten (met vloeistof gevulde zakjes) die het nierweefsel vernietigen en geleidelijk vervangen. De beschadigde nieren kunnen hun functie niet meer vervullen.
  • Polyurie, overmatige urineproductie en polydipsie, de daaruit voortvloeiende overmatige dorst, behoren tot de eerste symptomen van BBS en zijn het gevolg van een verminder vermogen om urine te concentreren.
  • A spectrum of kidney disease can be seen in BBS including, aangeboren afwijkingen van de nieren en urinewegen: vesicoureterale reflux, hydronefrose, dysplastische cystische aandoening, afwezige, duplex-, hoefijzer- of ectopische nieren, neurogene blaas; chronische glomerulonefritis een gebrekkig tubulair concentrerend vermogen.

Recente wetenschappelijke gegevens tonen dat aan:

  • Ernstige nierafwijkingen die bij zuigelingen en jonge kinderen met BBS zijn waargenomen, wijzen op een aanzienlijk verhoogd risico van latere nierinsufficiëntie.
  • Wanneer de veranderingen bij zuigelingen en jonge kinderen met BBS mild zijn, zoals het geval is bij specifieke mutaties in het BBS 1-gen, is er een laag risico op latere nierinsufficiëntie.
  • Op volwassen leeftijd leiden, ongeacht de vroege veranderingen in de nieren, zwaarlijvigheid, hoge bloeddruk en de ontwikkeling van diabetes tot een extra risico op het ontwikkelen van nierfalen.

 

 

 

  • In totaal had ongeveer 31% van de kinderen en 42% van de volwassenen CKD; 6% van de kinderen en 8% van de volwassenen had een gevorderd stadium van CKD.
  • Een nierziekte in het eindstadium vereist dialyse of een niertransplantatie.
  • Er zijn gunstige langetermijnresultaten gemeld bij mensen die een niertransplantatie hebben ondergaan.

 

Ken je de termen?

Een solitaire nier (één nier ontbreekt) of nierdysplasie (de nier is niet volledig ontwikkeld) kunnen voorkomen. Als beide nieren dysplastisch zijn, kan, afhankelijk van de ernst van de afwijkingen, de nierfunctie verminderd zijn en kan niervervangingstherapie (dialyse of niertransplantatie) nodig zijn.

Vesicoureterale reflux - hierbij stroomt de urine van de blaas naar de nieren (in plaats van van de nieren naar de blaas) en dit kan bijdragen aan de ontwikkeling van urineweginfecties.

Bij een hoefijzernier komen de twee nieren tijdens de zwangerschap aan de onderkant samen (versmelten) en vormen zo een 'U', waaraan het de naam 'hoefijzer' te danken heeft. De drainage van de nieren kan worden beïnvloed, waardoor nierstenen en urineweginfecties vaker voorkomen. Hoefijzernieren kunnen alleen voorkomen of samen met andere aandoeningen.

Crossed fused ectopia treedt op wanneer beide nieren zich aan dezelfde kant van het lichaam ontwikkelen. In veel gevallen kunnen de twee nieren ook met elkaar vergroeid zijn met behoud van hun eigen vaten en urineleiders.

Er is sprake van nierdysplasie als de inwendige structuren van een of beide nieren zich niet normaal ontwikkelen.  Nierdysplasie kan unilateraal of bilateraal, segmentaal of diffuus zijn.  Dysplastische nieren zijn vaak cystisch, maar in tegenstelling tot typische presentaties van polycysteuze nierziekten zijn deze nieren niet massaal vergroot, maar hebben ze ongeveer de grootte van nieren die normaal zijn voor de leeftijd of kleiner. Als differentiële diagnose bij bilaterale cysteuze nierdysplasie. Nierdysplasie is een van de meest voorkomende oorzaken van chronisch nierfalen bij kinderen.

Multicystische dysplastische nier (MCDK) is een veelvoorkomend en goed herkenbaar voorbeeld van unilaterale nierdysplasie. Getroffen kinderen hebben meestal een goede algehele nierfunctie met contralaterale compensatoire nierhypertrofie. Kinderen met bilaterale nierdysplasie lopen daarentegen het risico op ernstige chronische achteruitgang van de nierfunctie, ook al is er een grote klinische variabiliteit in het ziektebeloop.

Neurogene blaas - dit wordt veroorzaakt door een storing in de zenuwen die de blaasfunctie regelen, waardoor de blaas zich niet op de juiste manier vult of leegt. De spieren van de blaas kunnen overactief worden en abnormaal samentrekken, zelfs voordat de blaas vol is, of de spieren kunnen te los worden waardoor incontinentie ontstaat. In andere gevallen worden de spieren onderactief en zelfs als de blaas vol is, trekken de spieren niet samen en voelt de persoon geen gevoel of aandrang om naar het toilet te gaan.

Secundaire criteria bij het syndroom van Bardet-Biedl zijn

  • Neurologische afwijkingen waaronder:
    • Vertraagde ontwikkeling
    • Spraakontwikkelingsstoornissen zijn gemeld bij 60% van de patiënten, voornamelijk bestaande uit hoge nasale spraak. Kinderen ontwikkelen vaak geen verstaanbare spraak voor de leeftijd van vier jaar.
    • Ataxie (coördinatiestoornissen), die het evenwicht, het lopen, het spreken en het slikken kunnen beïnvloeden.
    • Epilepsie
    • Sombere stemming, paniekaanvallen, obsessies en dwangneuroses, woede en verminderde emotieregulatie
    • Hypertonie (overmatige spierspanning) manifesteert zich als het verminderde vermogen van een spier om zich te ontspannen, wat bijvoorbeeld stijfheid van armen en benen veroorzaakt en moeite met bewegen.
    • Anosmie (het verlies van reukvermogen). BBS-patiënten kunnen een verminderd vermogen hebben om geuren waar te nemen, als gevolg van een verandering in een structuur in de hersenen die de „bulbus olfactorius“ wordt genoemd. Dit is een relatief mild probleem, maar kan gevolgen hebben voor de veiligheid als mensen bijvoorbeeld een gaslek uit het fornuis niet meer kunnen ruiken.
    • Neurologische stoornissen kunnen zich uiten in een coördinatieproblemen, achterststand in de grove en fijne motorische ontwikkeling, en het vertraagd behalen van sociale mijlpalen (bv. het vermogen om ingewikkelde spelletjes te spelen met andere kinderen).
    • Veel patiënten ervaren een aanzienlijke mate van onhandigheid en lopen vaak met een breed gangspoor.
  • Brachydactylie (korte vingers en tenen) en syndactylie (vergroeide vingers of tenen).
  • Polyurie/polydipsie (zie boven) als uiting van urineconcentratiestoornissen komen vaak voor, zelfs bij patiënten met een bijna normale nierfunctie en zonder grote cysten.
  • Diabetes mellitus type 2 en het metabool syndroom kunnen zich als gevolg van zwaarlijvigheid ontwikkelen.
  • Ontwikkelingsstoornissen van het gebit, waaronder hypodontie (ontbrekende tanden), verdringing van tanden, korte tandwortels, en een hoog gehemelte.
  • Aangeboren hartafwijkingen (valvulaire pulmonalisstenose, patente ductus arteriosus, hartspierziekten (cardiomyopathieën)
  • Leverafwijkingen variëren van fibrose tot cystische verwijding van het galkanaal en alle aansluitende kanalen.
  • Ziekten van het maagdarmkanaal, zoals de ziekte van Hirschsprung, coeliakie, de ziekte van Crohn.
  • Bepaalde uiterlijke kenmerken. De meest voorkomende uiterlijke kenmerken van BBS zijn:
    • Een smal voorhoofd
    • Brachycefalie (vorm van de schedel is korter dan gemiddeld) of macrocefalie (de hoofdomtrek is groter dan gemiddeld)
    • Grote oren
    • Korte, smalle en schuine ooglidspleten
    • Diepe en wijd uiteenstaande ogen
    • Lage neusbrug
    • Lang en glad filtrum (gleufje tussen neus en bovenlip)
    • Retrognatie (de onderkaak staat naar achteren ten opzichte van de bovenkaak)

Heb je hier al van gehoord?

Zoals onlangs is gebleken, komen bepaalde auto-immuunziekten vaker voor bij BBS patiënten:

  • Inflammatoire darmziekten zoals de ziekte van Crohn
  • Diabetes type 1
  • Rheumatoid arthritis
  • Schildklieraandoeningen (hypothyroïdie en Hashimoto‘s thyroiditis)

Veranderde hoeveelheden van rode bloedcel- en bloedplaatjes, alsmede verhoogde waarden van de witte bloedcellen zijn aangetoond bij BBS patiënten. Sommige studies tonen een verband aan tussen een ciliopathie en ontregelde immuun- en hematopoietische systemen en immuniteit. Sommige van deze veranderingen worden in verband gebracht met BBS-geïnduceerde zwaarlijvigheid, die leidt tot een verhoogde concentratie van witte bloedcellen bij BBS-patiënten. Obesitas kan een toestand van laaggradige metabole ontsteking veroorzaken. Een van de belangrijkste spelers in de met obesitas geassocieerde ontsteking is het hormoon leptine, dat werkt als een pro-inflammatoire cytokine.  Leptinesignalering reguleert de immuunreacties in het centrale zenuwstelsel. Het is dus mogelijk dat een verstoorde leptinesignalering in het zenuwstelsel rechtstreeks bijdraagt aan het hoge voorkomen van auto-immuniteit bij BBS-patiënten.


Diagnostiek: Hoe wordt de diagnose gesteld?

BBS is zo zeldzaam dat veel kinderartsen in hun carrière nog nooit een patiënt met het syndroom hebben ontmoet. Een vroege diagnose stelt artsen in staat om tijdig de juiste medische controles in gang te zetten.

Om een diagnose te stellen zijn kennis van de medische voorgeschiedenis, de symptomen en de lichamelijke en intellectuele ontwikkeling van de patiënt nodig, evenals de resultaten van laboratoriumonderzoek. Vanwege de grote variabiliteit in het optreden van klinische verschijnselen en de verschillende tijdstippen waarop deze zich voordoen, moet de van BBS verdachte patiënt regelmatig worden beoordeeld. Uiteindelijk bevestigt een genetische test een duidelijke diagnose, hoewel nieuwe mutaties die verantwoordelijk zijn voor BBS nog moeten worden geïdentificeerd.

Familiegeschiedenis: BBS is een autosomaal recessieve ziekte. Dit houdt in dat iemand alleen BBS krijgt als hij/zij in beide kopieën van een bepaald BBS-gen een genafwijking (mutatie) heeft (dus van beide ouders de aanleg erft). Meestal zijn de ouders gezonde dragers en vertonen geen symptomen, omdat elk van hen slechts één kopie met een mutatie heeft. In zeldzame gevallen is één van beide mutaties niet geërfd, dat wil zeggen dat de mutatie nieuw is opgetreden. Dit wordt een „de novo” mutatie genoemd.

Algemene kindergeneeskundige controles van lichaamslengte, lichaamsgewicht, body mass index (BMI) en bloeddrukmeting als onderdeel van de routinematige controle voor patiënten met een

verdenking op BBS moeten bij elk consult plaatsvinden.

Radiologisch/ echografisch onderzoek: om de aanwezigheid van afwijkingen van de nieren en het urinestelsel, de testikels en de lever op te sporen.

Echografie van de nieren: toont de aanwezigheid van niercysten of andere afwijkingen van het urineweg- of voortplantingssysteem aan.

Cardiale echografie: voor het diagnosticeren van aangeboren hartafwijkingen of hartspierziekten.

MRI-Scan van de buik: is nauwkeuriger bij de beoordeling van het aantal, de plaats en de grootte van cysten en wordt voornamelijk gebruikt om de voortgang van de ziekte te volgen.

Volledig oogonderzoek: om de degeneratie van het netvlies op te sporen, bv. de aanwezigheid van retinitis pigmentosa.

Retinitis pigmentosa kan worden opgespoord door een onderzoek van de oogbol, met een speciale lamp (spleetlamponderzoek), nadat de pupil is verwijd.

Elektroretinogram (ERG): is een oogtest die wordt gebruikt om een aandoening van het netvlies vast te stellen en kan op elke leeftijd worden uitgevoerd. Bij deze test wordt de elektrische reactie van het netvlies op lichtstimulatie geregistreerd. Veranderingen in het netvlies kunnen al in de eerste twee levensjaren worden waargenomen, hoewel vóór de leeftijd van vijf jaar zelden significante veranderingen zichtbaar zijn.

Gezichtsveldonderzoek: wordt gewoonlijk uitgevoerd na de leeftijd van ongeveer 7 jaar, omdat hiervoor actieve medewerking van de patiënt nodig is.

Bloed- en urineonderzoek: Er worden regelmatig bloed- en urinetests uitgevoerd, vooral om de nier- en leverfunctie te controleren, hormonale afwijkingen en suikerziekte op te sporen, evenals veelvoorkomende lipidenstoornissen.

Bij de endocrinologische evaluatie moet worden nagegaan of er tekenen en verschijnselen van diabetes mellitus zijn en moet indien nodig een orale glucosetolerantietest worden uitgevoerd. Beoordeling van de schildklierfunctie, het lipidenprofiel en de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken is belangrijk. Indien nodig kan de hypofyse verder worden getest en een hormoonvervangingstherapie worden ingesteld. Tijdens de adolescentie kunnen met bloedonderzoek veelvoorkomende afwijkingen van de geslachtshormonen (testosteron of oestrogeen) worden opgespoord en zo nodig verholpen.

Genetisch onderzoek: Aangezien BBS kan worden veroorzaakt door mutaties in verschillende genen die coderen voor eiwitten van de cilia, wordt uitgebreid DNA-onderzoek (genpanel of whole-exome sequencing), aanbevolen.

Genetisch onderzoek kan ziekte-veroorzakende/pathogene varianten (mutaties) in bekende genen aan het licht brengen of in nieuwe genen waarvan eerder onbekend was dat ze verband houden met BBS.

Momenteel zijn er mutaties meer dan 24 genen ontdekt die dit syndroom veroorzaken. Mutaties in al deze genen leiden tot een abnormale structuur en/of gestoorde werking van de primaire cilia.

De meest frequent aangedane genen zijn:

BBS1 - 23,4% van alle BBS-patiënten
BBS10 - 14,5% van alle BBS-patiënten
BBS 2 - 9,6% van alle BBS-patiënten
BBS12 - 6,4% van alle BBS-patiënten

Kunnen we BBS verwarren met andere ziekten en hoe zien we het verschil?

Ja, het syndroom van Bardet-Biedl kan verward worden met andere syndromen met gelijkaardige symptomen. Het is niet altijd eenvoudig om snel een diagnose te stellen. Patiënten vertonen vaak tekenen en symptomen die bij verschillende syndromen horen.

Het Laurence-Moon syndroom, lange tijd verward met het syndroom van Bardet-Biedl, veroorzaakt naast andere symptomen neurologische stoornissen (evenwichtsstoornissen of gebrek aan coördinatie en/of verlamming van de benen) en polydactylie. De verantwoordelijke genen verschillen van die welke het syndroom van Bardet-Biedl veroorzaken.

Het syndroom van Alström wordt gekenmerkt door afwijkingen van het netvlies, zwaarlijvigheid, progressief gehoorverlies, nierafwijkingen, suikerziekte en een gebrekkige ontwikkeling van de geslachtsorganen (hypogonadisme) bij jongens. Sommige van deze symptomen en verschijnselen vallen samen met het syndroom van Bardet-Biedl, maar er is geen sprake van polydactylie of leerproblemen. Het gen dat verantwoordelijk is voor het syndroom van Alström is geïdentificeerd en verschilt van de genen die betrokken zijn bij het syndroom van Bardet-Biedl.

Het syndroom van Cohen combineert retinopathie met myopie (bijziendheid), zwaarlijvigheid en specifieke tandafwijkingen. Het gen in kwestie is ook geïdentificeerd en verschilt van het gen dat betrokken is bij het syndroom van Bardet-Biedl.

Het McKusick-Kaufman syndroom  gaat gepaard met genitale afwijkingen, extra vingers, en hartafwijkingen. Het omvat echter geen retinopathie pigmentosa, waardoor het zich onderscheidt van het syndroom van Bardet-Biedl.


Behandeling

Een juiste diagnose in de vroege kinderjaren kan gerichte symptomatische behandeling van het syndroom van Bardet-Biedl ondersteunen. Er wordt onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van een geneesmiddel voor BBS, maar tot dusver is er nog geen oorzakelijke behandeling ontwikkeld.

De levensverwachting van personen met BBS is over het algemeen niet verminderd, maar mensen met BBS hebben specialistische zorg nodig en zijn in veel gevallen in hun dagelijks leven afhankelijk van de hulp van andere mensen.

De medische ingrepen voor BBS-patiënten bestaan uit het verlichten van de verschijnselen van de aandoening, maar de meeste daarvan zijn moeilijk te behandelen. Hiervoor is multidisciplinaire zorg nodig waarbij een nefroloog, oogarts, endocrinoloog en klinisch geneticus betrokken zijn. Patiënten en hun families hebben ook leer- en psychologische ondersteuning nodig.

De ontwikkeling van kinderen kan door het syndroom vertraagd en beperkt zijn. Daarnaast kunnen psychische problemen voorkomen zoals angststoornissen en depressie, bij patiënten of familieleden van mensen met BBS.

BBS-patiënten kunnen aanzienlijk beperkt zijn in hun dagelijks leven door een sterk verminderd gezichtsveld en . blindheid. Dit kan ook leiden tot ongemak of depressie.

BBS kan ook leiden tot gedragsproblemen, en vooral kinderen kunnen daardoor gepest of geplaagd worden.

Recente studies hebben aangetoond dat het gemeenschappelijke punt voor alle BBS symptomen en cilia disfunctie de ontregeling van het glycosphingolipid (GSL) metabolisme is.

Er wordt onderzocht hoe dit metabole defect kan worden aangepakt, om de ciliastructuur en -signalering in stand te houden, en zo te zorgen voor een verbetering van de aandoening in meerdere organen. Deze therapiemogelijkheid bevindt zich nog in een experimenteel stadium en moet nog worden bewezen.

Problemen met zien:

  • Er bestaat momenteel geen behandeling voor progressief gezichtsverlies en de aanpassing aan het gezichtsverlies is een voortdurende uitdaging voor de levensstijl.
  • Het gezichtsverlies bij BBS veroorzaakt talrijke moeilijkheden voor de jonge patiënt bij het naar school gaan, in zijn vrije tijd en wat zijn fysieke veiligheid betreft. Het risico op ongevallen neemt aanzienlijk toe, bijvoorbeeld in het verkeer.
  • Bij het onderwijs aan kinderen met BBS moet rekening worden gehouden met toekomstig verlies van gezichtsvermogen.
  • Instructie in het gebruik van braille, mobiliteitstraining, aangepaste woonvaardigheden en computervaardigheden (met inbegrip van spraakherkenning en transcriptiesoftware), alsmede het gebruik van lectuur in grote letters, zolang het gezichtsvermogen nog aanwezig is, zijn van cruciaal belang.
  • Leefruimten moeten zo worden ontworpen/aangepast dat eventuele bronnen van gevaar voor personen met een visuele beperking worden weggenomen.
  • Vroegtijdige stoktraining is van essentieel belang om de onafhankelijkheid te bevorderen en kan worden begonnen bij jongere kinderen die nachtblindheid hebben.
  • Vroegtijdige beoordeling door een specialist in visuele beperking kan helpen bij het aanbieden van mobiliteitstraining en bij het ontwikkelen van vaardigheden om zelfstandig te leven.
  • Visuele beperkingen moeten worden besproken met de huisarts of optometrist.
  • Een corrigerende bril beschermt de ogen tegen de zon. Hiervoor worden speciale contactlenzen gebruikt met een centraal geplaatste rode filter.

Obesity:

  • De behandeling van obesitas kan bestaan uit een dieet, lichaamsbeweging en gedragstherapie. Complicaties als gevolg van obesitas, zoals een hoog cholesterolgehalte en suikerziekte, worden behandeld zoals in de algemene bevolking. Ongeveer 60% van de BBS-patiënten heeft ook hypertensie (hoge bloeddruk) waarvoor medicatie nodig is.
  • Om BBS-patiënten te ondersteunen, moet het hele gezin zijn eet- en leefgewoonten aanpassen.
  • Ouders moeten hun kinderen een voorbeeld geven van gezond gedrag, zoals gezond eten, actief zijn en doelen stellen voor lichaamsbeweging in het gezin, van ten minste 1 uur per dag.
  • Zoek altijd naar mogelijkheden om te lopen; vermijd het gebruik van de lift en, indien mogelijk, het gebruik van de auto of de bus.
  • Maak gebruik van het aanbod van plaatselijke sportclubs en geef u/uw kind de mogelijkheid om regelmatig andere kinderen te ontmoeten en deel uit te maken van een sportgroep.
  • Het is belangrijk de schermtijd van kinderen en jongeren op mobiele telefoons, gadgets, tv‘s en computers te verminderen.
  • Geef geen eten als beloning en neem het niet af als straf.
  • Moedig kinderen aan water te drinken in plaats van dranken met toegevoegde suiker, zoals frisdranken, sportdranken en vruchtensappen.
  • Wees voorzichtig met de porties en probeer ze te beperken.
  • Controleer regelmatig het lichaamsgewicht, de lengte en de bloeddruk van uw kind.

Gedragsstoornissen:

  • Ontwikkelingsachterstand moet vroegtijdig worden gesignaleerd, waardoor interventies als fysiotherapie, speciaal onderwijs en spraaktherapie kunnen worden gestart.
  • De meeste volwassenen met het syndroom van Bardet-Biedl zijn in staat om onafhankelijke levensvaardigheden te ontwikkelen.
  • Een actieve levensstijl waarmee vroeg wordt begonnen, remt de ontwikkeling van zwaarlijvigheid, verbetert de motorische ontwikkeling en heeft ook een positieve invloed op de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden, waaronder leren.
  • De aanpak van ontwikkelingsachterstand en/of verstandelijke beperking moet worden aangepast aan de leeftijd en geconstateerde behoeften van de persoon met BBS.

 

Verminderde nierfunctie:

  • Bij patiënten met een verminderde nierfunctie kan chronische nierziekte (CKD) optreden.
  • Er bestaat geen genezing voor CKD, maar vroegtijdige opsporing van een verminderde nierfunctie en het toepassen van de juiste behandeling vertragen de progressie van de ziekte aanzienlijk en kunnen de noodzaak van nierfunctie vervangende therapie (niertransplantatie, dialyse) vele jaren uitstellen.
  • De aanwezigheid van complicaties van een verminderde nierfunctie, zoals bloedarmoede (anemie) of metabole acidose, is een indicatie voor behandeling met medicijnen.
  • Sommige dieetaanpassingen kunnen nodig zijn, vooral als de ziekte voortschrijdt en de nierfunctie verder achteruitgaat. De voedingsrichtlijnen zijn gebaseerd op het stadium van de chronische nierziekte, dat varieert van stadium 1 voor minimale aantasting tot stadium 5 voor eindstadium nierfalen (End-Stage Renal Disease ofwel ESRD).
  • Het is meestal het beste, vooral in het beginstadium, om samen te werken met een erkend diëtist om een dieet samen te stellen dat is afgestemd op de nierfunctie. Het doel van een CKD-dieet is om de progressie van de ziekte te vertragen en de schade die de ophoping van afval en vocht kan toebrengen aan andere organen, met name het hart en het hart- en vaatstelsel, te minimaliseren.
  • In het algemeen wordt aanbevolen de inname van zout (natrium) te beperken.
  • Afhankelijk van het stadium van de ziekte kan eventueel worden aanbevolen de inname van eiwitten te beperken.
  • Naarmate de ziekte vordert en de nierfunctie daalt tot minder dan 70% van wat zij zou moeten zijn, kan een beperking van fosfor en kalium worden aanbevolen, twee elektrolyten die het lichaam kunnen schaden als zij zich overmatig ophopen.
  • Een aantal supplementen wordt algemeen gebruikt om voedingstekorten te corrigeren die in latere stadia van CKD kunnen optreden.
  • Bij sommige patiënten zal in geval van ontwikkeling van nierinsufficiëntie in het eindstadium nierfunctievervangende therapie (dialyse of niertransplantatie) noodzakelijk zijn.
  • Patiënten met nierinsufficiëntie hebben een goede prognose in combinatie met niertransplantatie. De nierziekte komt niet terug in de getransplanteerde nier.

Polydactylie / Genitale afwijkingen:

  • Meestal worden extra vingers of tenen verwijderd en kunnen vergroeide vingers worden gescheiden. De operatie wordt meestal op jonge leeftijd uitgevoerd, rond de leeftijd van 1-2 jaar.
  • Soms worden afwijkingen aan de geslachtsorganen operatief gecorrigeerd.
  • Een operatie bij patiënten met BBS behoeft speciale aandacht. Voor algehele anesthesie zijn een aantal nauwkeurig gecoördineerde stappen nodig die afhankelijk zijn van de anatomie van de luchtwegen. Een deel van de patiënten met BBS heeft een afwijkende anatomie van de luchtwegen, waardoor het moeilijker is om de luchtwegen open te houden tijdens algehele anesthesie. Bepaalde anesthetica kunnen lokaal worden toegediend in de vorm van een zenuwblokkade waarbij de patiënt zelf blijft ademen.
  • Puberteit:
    • Als kinderen de puberteit naderen, moeten de hormoonspiegels worden gecontroleerd om te bepalen of hormoonvervangende therapie nodig is
    • Bovendien mag er niet van worden uitgegaan dat mensen die aan de ziekte lijden onvruchtbaar zijn. Het is raadzaam om advies in te winnen over contraceptie.

Wat zal er in de toekomst met mijn kind gebeuren? Wat zijn hun vooruitzichten?

  • Zodra de diagnose is gesteld, zullen medische controles worden uitgevoerd om andere afwijkingen die met dit syndroom gepaard gaan op te sporen en zal een verdere behandeling worden vastgesteld.
  • Regelmatige controles om de algemene gezondheid, de nierfunctie, de hormoonspiegels, de suikerwaarden en vaak bijkomende vetstofwisselingsstoornissen te controleren, zijn gedurende het hele leven aangewezen.
  • De frequentie van de controles zal afhangen van de geconstateerde afwijkingen en van het ontwikkelingsstadium. Deze controles zullen vaker worden uitgevoerd in perioden van intense groei, d.w.z. de vroege kinderjaren of de adolescentie, of in geval van vastgestelde problemen.
  • De frequentie van oogheelkundige controles zal afhangen van de progressie van de retinale dystrofie.
  • In de adolescentie of de vroege volwassenheid kan het voor BBS patiënten helpend zijn om contact te hebben met een steungroep, psychologische hulp of lotgenoten.
  • Het is belangrijk om een een actieve levensstijl in stand te houden. Dit kan de gevoeligheid van de cellen voor insuline verbeteren en overmatige gewichtstoename en de daarmee samenhangende aandoeningen, zoals diabetes of leververvetting, tegengaan.
  • Een actieve levensstijl, zoals in recente studies is aangetoond, verbetert ook de cognitieve functie, het leervermogen en het geheugen bij patiënten met BBS.

Ziektedocumentatie en testresultaten:

  • Voor zeldzame en complexe ziekten zoals BBS is het de moeite waard alle resultaten van medische onderzoeken te verzamelen en regelmatig gegevens te documenteren zoals lichaamsgewicht, groei en bloeddruk.
  • Dergelijke gegevensverzameling en monitoring kunnen zeer nuttig zijn bij het beoordelen van het ziekteverloop, het stellen van een diagnose en het plannen van verder onderzoek en specialistische zorg.
  • In veel landen worden enquêtes onder BBS-patiënten gehouden.  Deelname maakt een beter begrip van de ziekte mogelijk en de ontwikkeling van nieuwe strategieën voor de diagnose en behandeling van de ziekte.

Nuttige woordenschat

De diagnose nierziekte kan moeilijk aanvoelen, maar begrijpen wat de aandoening van u of uw kind is, is de eerste stap om de symptomen onder controle te krijgen. Sommige van deze veelvoorkomende termen kunnen door de artsen worden genoemd. Hier leest u wat ze betekenen:

 

CKD (Chronische nierziekte Een progressieve en onomkeerbare beschadiging van de nieren die in de loop van maanden of jaren kan leiden tot nierfalen. Er is geen genezing voor CKD, maar zijn er behandelingen die de voortgang van de ziekte aanzienlijk kunnen vertragen als er vroeg mee wordt begonnen.
Creatinine Is een normaal afvalproduct van het lichaam. Soms wordt het niveau van creatinine in uw urine gecontroleerd en gebruikt om te bepalen hoe goed uw nieren afval uit uw bloed filteren.
Ziekte van Crohn Een vorm van inflammatoire darmziekten (IBD), auto-immunologische aandoening, die niet zelden voorkomt in BBS pts. Het veroorzaakt ontsteking van je spijsverteringskanaal, wat kan leiden tot buikpijn, ernstige diarree, vermoeidheid, gewichtsverlies en ondervoeding.
Dialysis Is het proces waarbij op kunstmatige wijze afvalstoffen en overtollig vocht uit uw bloed worden verwijderd. Er zijn twee hoofdsoorten dialyse - hemodialyse en peritoneaal dialyse. Met hemodialyse, wordt uw bloed gefilterd door een externe machine, een dialysator. Peritoneaal dialyse werkt door het passeren van dialyse oplossing in je buik via een katheter om je bloed in je lichaam te filteren.
ESRD Is het eindstadium en de ernstigste vorm van nierziekte. Het betekent dat uw nieren zijn uitgevallen, en dat dialyse of een niertransplantatie nodig is.
GFR (Glomerulaire filtratiesnelheid) De snelheid waarmee uw nieren (met name de glomeruli in uw nieren) afval uit uw bloed filteren. De test hiervoor heet geschatte glomerulaire filtratiesnelheid eGFR.
Ziekte van Hirschsprung Beschrijft een afwezigheid van de zenuwen die zich normaalgesproken in de dikke darm bevinden. Dit verhindert darmbewegingen waardoor ernstige verstopping kan ontstaan. Deze stoornissen werden waargenomen bij BBS patiënten.
Insuline Is een hormoon dat door de alvleesklier wordt geproduceerd en het transport van glucose (suiker) naar de cellen regelt voor de productie van energie. De uitscheiding van insuline wordt gestimuleerd door de aanwezigheid van glucose.
Insulineresistentie De lichaamscellen reageren niet adequaat op stimulatie door insuline, en als gevolg daarvan wordt er geen glucose opgenomen in de cellen.
Nycturie Nachtelijk plassen.
Polydipsie Is een overmatige dorst.
Polyurie Is een overmatige productie of output van urine (> dan 3 liter per 24 uur bij volwassenen)
Maatregelen ter bescherming van de nieren Om schade aan de nier door welke oorzaak dan ook te voorkomen, minimaliseren nadelige effecten - vooral door oxidatieve stress - op de niervasculatuur.

 


Referenties

  1. Aoife M Waters, Philip L Beales. Bardet-Biedl syndrome. GeneReviews. 2015; www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK1363/.
  2. Beales P, Elcioglu N, Woolf AS, Parker D, Flinte F. New criteria for improved diagnosis of Bardet-Biedl syndrome: results of a population survey. J Med Genet. 1999 Jun; 36(6):437-46
  3. Castro-Sánchez S, María Álvarez-Satta M, Marta Cortón M, et all. Exploring genotype-phenotype relationships in Bardet-Biedl syndrome families J Med Genet 2015 Aug;52(8):503-13.
  4. Florea L, Caba L , Gorduza EV. Bardet-Biedl Syndrome-Multiple Kaleidoscope Images: Insight into Mechanisms of Genotype-Phenotype Correlations. Genes (Basel). 2021 Aug 29;12(9):1353.
  5. Forsythe E, Beales PL, Bardet–Biedl syndrome Eur J Hum Genet. 2013 Jan;21(1):8-13
  6. Forsythe E, Kenny J, Bacchelli C, Beales PL Managing Bardet–Biedl Syndrome—Now and in the Future Front Pediatr. 2018; 6: 23
  7. Forsythe E., Sparks K., Best S., Borrows S., Hoskins B., Sabir A., Barrett T., Williams D., Mohammed S., Goldsmith D., et al. Risk factors for severe renal disease in Bardet–Biedl syndrome. J. Am. Soc. Nephrol. 2016; 28:963–970
  8. Haws R.M., Joshi A., Shah S.A., Alkandari O., Turman M.A. Renal transplantation in Bardet–Biedl Syndrome. Pediatr. Nephrol. 2016;31: 2153–2161. doi: 10.1007/s00467-016-3415-4

9.    Husson H, Bukanov NO, Moreno S, Smith M, Richards B et all. Correction of cilia structure and function     alleviates multi-organ pathology in Bardet–Biedl syndrome mice Human Molecular Genetics, 2020, Vol. 29, 2508–2522
10.    Khan Sa, MuhaGenetics of human Bardet-Biedl syndrome, an updates Clin Genet 2016 Jul;90(1):3-15.
11.    Meng X, Long Y, Ren J, Wang G, Yin X, Li S. Ocular Characteristics of Patients With Bardet-Biedl Syndrome Caused by Pathogenic BBS Gene Variation in a Chinese Cohort. Front Cell Dev Biol. 2021
12.    Tsyklauri O, Niederlova V, Forsythe E et all. .Bardet–Biedl Syndrome ciliopathy is linked to altered hematopoiesis and dysregulated self-tolerance. EMBO Rep. 2021 Feb 3; 22(2): e50785. Published online 2021 Jan 11. doi: 10.15252/embr.202050785
13.    Weihbrecht K, Goar WA, Pak T, et al. Keeping an Eye on Bardet-Biedl Syndrome: A Comprehensive Review of the Role of Bardet-Biedl Syndrome Genes in the Eye. Med Res Arch. 2017; 5(9):https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5814251/.

14.    https:/ rarediseases.org/rare-diseases/bardet-biedl-syndrome/


15.    www.pro-retina.de/netzhauterkrankungen/bardet-biedl-syndrom/krankheitsbild/medizinische-aspekt