Het Bardet-Biedl syndroom (BBS) is een zeldzame ziekte die verschillende organen aantast, waaronder de nieren:
Bardet-Biedl syndroom (BBS) wordt veroorzaakt door trilharen die niet goed werken. Een trilhaar is onderdeel van een cel en wordt ook wel een cilium (of cilia, meervoud) genoemd. Cilia zijn aanwezig op veel celtypen van verschillende organen.
Cilia zijn lange, dunne, haarachtige uitsteeksels die de cel in staat stellen signalen van buiten en binnen de cel te ontvangen. BBS wordt daarom een ‘ciliopathie’ genoemd, ofwel een ziekte waarbij de trilharen niet goed werken.
De ziekte werd voor het eerst onafhankelijk beschreven in 1920 door de Franse arts Georges Bardet en in 1922 door de Hongaars-Oostenrijkse patholoog Artur Biedl. Sindsdien zijn er meer dan 200 gevallen van BBS gemeld in de medische literatuur. In 2000 ontdekten onderzoekers een genmutatie die het Bardet-Biedl syndroom veroorzaakt. Nieuwe gegevens wijzen erop dat ten minste 24 genen betrokken zijn bij de ontwikkeling van BBS. Deze genen worden vaak BBS-genen genoemd en spelen een cruciale rol in de werking van cilia.
In het verleden werd het Laurence-Moon-Bardet-Biedl syndroom beschreven als één aandoening. Later werden het Laurence-Moon syndroom (LMS) en het Bardet-Biedl syndroom gescheiden, maar de verschillen tussen BBS en LMS waren niet duidelijk gedefinieerd. Er is nog steeds discussie over of LMS een aparte aandoening is of een variant van BBS is. LMS gepaard met moeite om lichaamsbewegingen te controleren en spastische paraplegie (stijfheid en zwakte in de benen), wat bij BBS meestal niet wordt gezien.
Ciliopathieën zijn een groep ziekten waarbij de trilharen niet goed werken door foutjes in het erfelijk materiaal. Hierdoor worden veel organanen aangetast. Omdat trilharen zich op veel lichaamscellen bevinden, is de ziekte complex en zijn meerdere organen aangedaan. Daarom wordt de ziekte een syndroom genoemd.
► De rol van cilia in de meeste weefsels blijft onbekend. Er wordt onderzoek gedaan naar hoe disfunctie van de trilharen tot zulke ernstige ziekte leidt.
Andere bekende ciliopathieën:
Alström-syndroom, Jeunesyndroom, Ellis-van Creveld-syndroom, Joubert-syndroom, Amaurosis congenita van Leber, McKusick-Kaufman syndroom, Meckel-Gruber syndroom, Nefronoftise, Orofaciodigitaal syndroom, Polycysteuze nierziziekte, Primaire ciliaire dyskinesie, Senior locken syndroom, Sensenbrenner syndroom, Korterib-polydactylie Syndroom
Het Bardet-Biedl syndroom wordt veroorzaakt door de verandering (mutatie) van slechts één enkel gen en wordt daarom monogeen genoemd. Het syndroom erft autosomaal recessief over. Wat betekent dit?
Om een autosomaal recessieve ziekte te krijgen, moet een kind twee foute kopieën van het gen erven. Deze liggen niet op de geslachtschromosomen. Als slechts één fout gen wordt geërfd, heeft het kind geen BBS, maar is het drager van het syndroom. Als beide ouders drager zijn heeft een kind 25% kans om beide foute genen te krijgen en dus BBS te hebben. Jongens of meisjes worden in gelijke mate getroffen.
Tot op heden (2023) zijn er mutaties in 24 BBS-genen geïdentificeerd. De BBS-genen zijn de blauwdrukken voor verschillende BBS-eiwitten die belangrijk zijn voor de functie van de trilharen en sommige transportmechanismen in de cel. Als een van de BBS-eiwitten niet goed werkt (door een mutatie in het betreffende gen), werkt het hele apparaat niet zoals het zou moeten werken. Dit leidt tot dezelfde ziekte - het Bardet Biedl syndroom.
In de meeste gevallen heeft iemand BBS omdat hij of zij één kopie van het defecte gen van elke ouder heeft geërfd en dus twee kopieën van hetzelfde defecte gen heeft. Dragers hebben over het algemeen geen tekenen van de ziekte, omdat ze naast het defecte gen ook een normaal tweede gen hebben.
De prevalentie van deze ziekte in Europa wordt geschat op 1 op 150.000 - 175.000 mensen. In sommige populaties (bijvoorbeeld onder Israëlische Bedoeïenen en Puerto Ricanen) komt het vaker voor: ongeveer 1 op 100.000 mensen. Specifieke klinische verschijnselen kunnen aanleiding geven voor genetisch onderzoek.
Als bij één familielid de diagnose BBS genetisch bevestigd is, kunnen broers, zussen en andere familieleden getest worden om te zien of ze drager zijn van het defecte gen. Dit kan relevant zijn bij gezinsplanning.
Een bekende BBS-mutatie in de familie kan een reden zijn voor prenatale screening, als ouders al vroeg in de zwangerschap willen weten of de foetus is aangedaan.
Mensen met BBS die kinderen willen, moeten genetisch advies krijgen. De partner van de persoon met BBS moet getest worden op dragerschap. Hiermee kan bepaald worden of de partner drager is van een mutatie in hetzelfde gen. Als de partner drager is van een mutatie in hetzelfde gen, heeft elk kind 50% kans om het syndroom te hebben. Als beide ouders BBS hebben, met mutaties in dezelfde genen, dan zullen alle kinderen BBS hebben.
Het mechanisme dat leidt tot BBS is nog onduidelijk, maar cilia die niet goed werken zijn de belangrijkste oorzaak van de stoornissen die optreden bij BBS. Cilia zijn dunne, haarachtige structuren die alleen zichtbaar zijn onder een microscoop. Ze komen voor op het oppervlak van bijna alle cellen van ons lichaam. Er zijn verschillende soorten cilia die verschillende functies hebben. De lengte van een enkele cilia is 1-10 micrometer en de breedte is minder dan 1 micrometer. Er zijn verschillende soorten cilia:
Cilia die kunnen bewegen worden beweeglijke cilia genoemd. Ze bevinden zich op het oppervlak van de longen of het middenoor. Ze helpen bij het verwijderen van slijm en ziekteverwekkers door ritmische, golvende bewegingen te maken. Deze trilhaartjes spelen ook een belangrijke rol in de beweging van sperma.
Cilia die niet kunnen bewegen worden niet-motiele cilia of primaire cilia genoemd. Deze structuren ontvangen signalen van buiten de cel en sturen ze door naar binnen. Hierdoor kunnen naburige cellen met elkaar kunnen communiceren. In de nier kunnen cellen bijvoorbeeld via cilia signalen ontvangen over het niveau van chemische stoffen in de urine.
Cilia spelen al voor de geboorte een zeer belangrijke rol bij de ontwikkeling van embryo’s, migratie van cellen en differentiatie van organen. Een belangrijke functie van cilia is sensorisch. Ze spelen een belangrijke rol bij reuk, zicht, tastzin en het voelen van temperatuur.
Bij BBS is de functie van primaire cilia aangetast
Bij BBS zijn genen aangedaan die coderen voor eiwitten die belangrijk zijn voor de functie en ontwikkeling van cilia. Een primair cilium bestaat uit een basaal lichaam (donkerblauw) en een buisachtige structuur (groen) opgebouwd uit microtubuli. De 24 verschillende BBS-eiwitten hebben verschillende functies binnen het cilium.
BBS1, BBS2, BBS4, BBS5, BBS7, BBS8, BBS9 and BBS18
Deze acht BBS-eiwitten vormen een stabiel complex dat bekend staat als het BBSome. Dit reguleert het transport van moleculen naar het membraan van het cilium. Andere BBS-eiwitten vormen een chaperoninecomplex dat belangrijk is voor de correcte opbouw van het BBSome. Sommige andere BBS-eiwitten helpen het BBSoom naar zijn uiteindelijke positie te brengen. Omdat de functie van BBS-eiwitten gedeeltelijk overlappen, kunnen mutaties in verschillende BBS-genen leiden tot vergelijkbare ziekteverschijnselen.
BBS tast veel organen aan en de symptomen kunnen sterk variëren tussen patiënten, zelfs tussen mensen binnen dezelfde familie. BBS is klassiek gedefinieerd aan de hand van zes kenmerken (met betrekking tot: de hersenen, ogen, gewicht, hand- en voetafwijkingen, voortplantingssysteem, nieren) en wordt meestal op jonge leeftijd gediagnosticeerd. Veelvoorkomende symptomen zijn obesitas, visuele beperking, extra vingers en/of tenen, verminderde functie van de zaadballen bij jongens, nierafwijkingen en problemen met leren. BBS kan worden gediagnosticeerd op basis van genetisch onderzoek dat mutaties in specifieke genen kan aantonen. De aanwezigheid van primaire of secundaire symptomen kunnen een aanwijzing zijn om aan BBS te denken en genetisch onderzoek te verrichten. Forsythe en Beales stelden primaire en secundaire kenmerken op voor de klinische diagnose van BBS. Deze zijn ook bekend als major en minor criteria.
De diagnose BBS kan worden gesteld als bekend is dat de persoon minstens drie major en twee minor criteria heeft, of als hij/zij minstens vier major criteria heeft.
De bruikbaarheid van deze klinische criteria kan beperkt zijn, omdat veel symptomen geleidelijk zichtbaar worden tijdens de ontwikkeling van het kind. Daarom is de gevoeligheid van de diagnostische criteria laag bij jonge kinderen. Verder voldoen sommige patiënten met een genetische diagnose niet altijd aan de klinische diagnostische criteria en kan er sprake zijn van een variatie in symptomen, zelfs bij patiënten met dezelfde genmutatie. Daarom is het belangrijk dat de aanwezigheid van deze klinische criteria periodiek wordt gecontroleerd bij een kind bij wie BBS wordt overwogen als diagnose.
De major criteria | De minor criteria |
Netvliesdegeneratie (Kegel-staafdystrofie) | Scheelzien (strabisme) Vertroebeling van lenzen (staar) Verkromming van het hoornvlies (astigmatisme) |
Extra vingers/tenen (polydactylie) | Kortere vingers/tenen (brachydactylie) Vergroeide vingers/tenen (syndactylie) |
Centrale obesitas | Spraakstoornissen |
Leerproblemen | Vertraagde ontwikkeling/ gedragsstoornissen |
Nierafwijkingen | Abnormaal veel urine produceren (polyurie) Overmatige dorst (polydipsie) Diabetes insipidus |
Verminderde functie van de zaadballen (hypogonadisme) (man) /genitale afwijkingen (vrouw) | Tandproblemen zoals opeengepakte tanden, ontbrekende tanden, kleine wortels of een hoog gewelfd gehemelte Aangezichtsafwijkingen |
Obesitas is een overmatige ophoping van vetweefsel in het lichaam. De algemeen gebruikte classificatie van obesitas werd bepaald door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en is gebaseerd op de body mass index (BMI), die wordt berekend op basis van het lichaamsgewicht in kilogram gedeeld door de lengte in het kwadraat (m²).
Body mass index: BMI=kg/m²
Bij volwassenen wordt overgewicht gedefinieerd als een BMI ≥25 en obesitas als een BMI ≥30. Bij kinderen en adolescenten wordt overgewicht gedefinieerd als een BMI ≥85 percentiel (pc) voor leeftijd en geslacht, en obesitas als een BMI ≥95 pc.
Obesitas bij BBS is niet het resultaat van een verkeerd dieet of de rol van ouders. Het komt door een disbalans tussen honger en verzadiging (een vol gevoel)
Defecte cilia in de hypothalamus (het hormoonproducerende gebied van de hersenen) beïnvloeden de werking van het verzadigingshormoon leptine, waardoor het lichaam niet meer weet wanneer het verzadigd is
Mensen met BBS kunnen ook een overmatige eetlust hebben, wat leidt tot te veel voedselinname (hyperfagie)
Bij mensen met BBS verschijnt obesitas al op jonge leeftijd en neemt het toe naarmate ze ouder worden
Bij de geboorte is het gewicht meestal normaal, maar bij 90% van de mensen met BBS neemt het gewicht in het eerste levensjaar snel toe
Obesitas in BBS wordt gedomineerd door een bijzonder gevaarlijk type, abdominale obesitas genaamd, waarbij vetweefsel zich voornamelijk ophoopt in de buik en inwendige organen en hormonaal actieve stoffen produceert die de werking van andere organen verstoren ► kan leiden tot diabetes type 2 (als gevolg van insulineresistentie)
Diabetes mellitus komt naar schatting voor bij 45% van de patiënten met BBS
Een slechte gewichtsbeheersing kan problemen met het hart en de bloedvaten verder verergeren
De frequentie en ernst van obesitas varieert van patiënt tot patiënt
Leptine is een hormoon dat door vetcellen wordt geproduceerd. Het helpt de regulatie van de energiebalans door het hongergevoel te remmen. Leptine stuurt een signaal naar de hersenen dat aangeeft hoeveel vet er is opgeslagen in de vetcellen van het lichaam. Leptine bindt aan receptoren in de hypothalamus en reguleert eetgedrag. Bij obesitas treedt een verminderde gevoeligheid voor leptine op (zoals insulineresistentie bij diabetes type 2), wat leidt tot een onvermogen om een vol gevoel waar te nemen, ondanks hoge energievoorraden en hoge leptineniveaus. Deze aandoening staat bekend als leptineresistentie. Leptineresistentie leidt tot onbedwingbare honger en vermindert het aantal verbrande calorieën. Het is aangetoond dat BBS-eiwitten de leptinerespons beïnvloeden en het verlies van BBS-genen resulteert in leptineresistentie. Dit is een reden waarom veel BBS-patiënten zwaarlijvig zijn.
Oogproblemen zijn een belangrijk aandachtspunt bij patiënten met BBS omdat bijna alle patiënten toenemend verlies van gezichtsvermogen ervaren.
Het eerste symptoom is meestal nachtblindheid, wat al optreedt bij kinderen van 8-9 jaar oud. Het gezichtsveld wordt meestal vanaf de leeftijd van 10 jaar aangetast. Tegen de leeftijd van 17 jaar is er meestal sprake van zogeheten tunnelvisie. Van het tweede tot het derde levensdecennium neemt de gezichtsscherpte geleidelijk af tot 10% of minder bij bijna alle patiënten.
Het netvlies is een zeer dunne laag aan de achterkant van het oog dat visuele signalen ontvangt. De precieze functie van het netvlies is het omzetten van lichtsignalen in zenuwimpulsen, die verder worden doorgegeven aan de hersenen en zicht mogelijk maken.
Het netvlies bevat twee soorten visuele receptoren (fotoreceptoren), namelijk staafjes en kegeltjes. Er zijn meer staafjes dan kegeltjes (ongeveer 120 miljoen versus 6 miljoen). Staafjes zijn gevoelig voor lichtintensiteit, maken zwart-wit beeld mogelijk en bevinden zich voornamelijk aan de rand van het netvlies. Kegeltjes zijn geconcentreerd in het centrale deel van het netvlies en zijn verantwoordelijk voor mkleurenzicht en gezichtsscherpte.
Het proces van netvliesdegeneratie bij BBS-patiënten begint meestal op jonge leeftijd. Eerst ontstaat er nachtblindheid (verlies van staafjes), gevolgd door de ontwikkeling van tunnelvisie. De degeneratie van staafjes en kegeltjes veroorzaakt een geleidelijke vernauwing van het gezichtsveld. Patiënten kunnen een overgevoeligheid voor licht ervaren en moeite hebben om zich aan te passen aan veranderende lichtomstandigheden. De volgorde waarin de symptomen optreden hangt af van welke fotoreceptoren (de staafjes of de kegeltjes) het eerst verslechteren.
Verder treedt degeneratie van zenuwcellen op, wat resulteert in beschadiging van de oogzenuw (optische atrofie). Aangezien de oogzenuw netvliesinformatie doorgeeft aan de hersenen, gaat optische atrofie gepaard met gezichtsverlies. Ook vernauwen de kleine netvliesvaatjes zich. Door de verminderde bloedtoevoer verandert het netvlies ook.
► De meeste mensen met BBS (meer dan 90%) worden tijdens hun puberteit of vroege volwassenheid geregistreerd als ernstig slechtziend.
For Voor meer inzicht in de biologie achter de staafkegeldystrofie: Staafjes en kegeltjes zijn foto-elektrische cellen van het netvlies en hebben een speciaal lichtabsorberend segment. Deze segmenten bestaan uit gemodificeerde cilia. De BBS-mutatie leidt tot een verstoord eiwittransport tussen het lichtabsorberende segment en andere delen van de cel. Dit leidt tot afsterven van staafjes en kegeltjes en tot totale mnetvliesdegeneratie en blindheid.
|
|
|
|
Polydactylie is de aanwezigheid van extra vinnen of tenen bij de geboorte en is een belangrijke aanwijzing voor het Bardet-Biedl syndroom. Omdat deze meestal in de vroege kinderjaren worden verwijderd, kan hun aanwezigheid worden vergeten, terwijl ze wel belangrijk zijn bij de diagnose.
Polydactylie komt voor bij ongeveer 70% van de BBS-patiënten, waarbij de aanwezigheid van een extra teen vaker voorkomt dan een extra vinger. Vingers en tenen kunnen ook vergroeid zijn (syndactylie) en dit komt vooral voor tussen de tweede en derde tenen. Vingers en tenen kunnen soms abnormaal kort zijn (brachydactylie), voeten kunnen breed en kort zijn en een platte voetboog hebben. Syndactylie of brachdactylie worden gecategoriseerd als minor symptomen van BBS.
Bij mannen wordt een kleine omvang en slechte functie van de zaadballen “testiculair hypogonadisme” genoemd. Dit kan zich uiten als een kleine penis, het niet indalen van de zaadballen in de balzak (“cryptorchidisme”) of een vertraagde start van de puberteit. Niet ingedaalde zaadballen zijn zorgwekkend omdat ze in verband worden gebracht met een groter risico op zaadbalkanker en moeten niet onbehandeld blijven. Jongens zijn bijna altijd onvruchtbaar.
Bij vrouwen worden veel verschillende afwijkingen van het genitaal gezien, wat bijdraagt aan de lage vruchtbaarheidscijfers bij BBS. Dit kan zich uiten als een onderontwikkelde baarmoeder, eileiders of eierstokken. Menstruatiecycli zijn vaak vertraagd en kunnen ook een onregelmatige cyclus hebben. De vruchtbaarheid bij BBS-patiënten is beperkt, maar er zijn zowel mannen als vrouwen met BBS die biologische kinderen hebben.
Patiënten kunnen zich presenteren met verstandelijke beperkingen, spraak- en taalstoornissen, aandachtstekort, slecht kunnen redeneren en een jonge emotionele leeftijd
De mate van ontwikkelingsachterstand bij het Bardet-Biedl syndroom kan divers zijn ►Ernstige leerproblemen komen slechts bij een minderheid van de BBS-patiënten voor en velen vertonen een normale geestelijke ontwikkeling
Sommige BBS-kinderen hebben extra ondersteuning nodig op school omdat hun problemen vooral te maken hebben met het onthouden (uit het hoofd leren)
Hoewel de basisvaardigheden vaak op een normaal of licht vertraagd tempo worden bereikt, kan een ontwikkelingsachterstand al vroeg merkbaar zijn. De spraakontwikkeling is vaak vertraagd.
BBS wordt vaak in verband gebracht met angststoornissen. Een sombere stemming, paniekaanvallen, obsessies en compulsies, woede en slechte emotionele controle komen ook vaak voor bij jongeren en volwassenen met BBS.
Kinderen met BBS kunnen autistische neigingen vertonen, dwangmatig gedrag, mafkeer van verandering, emotionele onvolwassenheid, gebrek aan motivatie en maandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.
Hoe de intellectuele ontwikkeling van BBS-patiënten wordt bepaald, blijft onduidelijk
Cilia zijn aanwezig in niercellen, wat verklaart waarom BBS-patiënten last hebben van nierfunctiestoornissen en afwijkingen aan de nieren. Minstens 50% van de BBS-patiënten heeft afwijkingen aan de nieren.
De ontwikkeling van niercysten (met vocht gevulde blaasjes) is de meest voorkomende verandering. Niercysten kunnen leiden tot chronische nierziekte of nierfalen. De niercysten worden vaak ontdekt vóór de bevalling of in de vroege kinderjaren en worden veroorzaakt door een verminderde trilhaarfunctie in de niercellen. Het gebrek aan trilharen in de nierbuisjes zorgt ervoor dat er te veel ongeconcentreerde urine gevormd wordt. Het vocht verzamelt zich in het nierweefsel en leidt tot de vorming van cysten die het gezonde nierweefsel beschadigen en geleidelijk vervangen. De beschadigde nieren kunnen hun functie niet meer uitvoeren.
Polyurie (overmatige urineproductie) en polydipsie (overmatige dorst), behoren tot de vroege symptomen van BBS en zijn het gevolg van het onvermogen van de nieren om geconcentreerde urine te maken.
► Bij BBS kunnen verschillende nieraandoeningen voorkomen, waaronder misvormingen van de urinewegen: vesicoureterale reflux, hydronefrose, dysplastische cysteziekte, afwezige nier(en), ureterduplicatie, hoefijzer- of ectopische nieren, neurogene blaas; chronische glomerulonefritis en een defect tubulair concentratievermogen.
Recente wetenschappelijke gegevens tonen aan dat:
- Als er bij baby’s of jonge kinderen met BBS al ernstige veranderingen in de nieren worden gezien, duidt dit op een aanzienlijk verhoogd risico op nierfalen later.
- Als de veranderingen mild zijn bij baby’s en jonge kinderen met BBS, zoals het geval is bij specifieke mutaties in het BBS1 gen, is er een laag risico op nierfunctiestoornissen.
- Op volwassen leeftijd, ongeacht de vroege veranderingen in de nieren, geeft obesitas, hoge bloeddruk en diabetes een extra risico op het ontwikkelen van nierfalen.
- In totaal had ongeveer 31% van de kinderen en 42% van de volwassenen chronisch nierfalen; 6% van de kinderen en 8% van de volwassenen had een vergevorderd stadium van chronisch nierfalen.
- Bij eindstadium nierfalen is dialyse of een niertransplantatie nodig.
- Bij patiënten met BBS die een niertransplantatie hebben ondergaan heeft dit een gunstig resultaat op lange termijn.
Een mononier (één nier ontbreekt) of nierdysplasie (de nier is niet volledig ontwikkeld) kunnen voorkomen. Het kan voorkomen dat beide nieren niet volledig ontwikkeld zijn (dysplastisch). Afhankelijk van de ernst van de afwijkingen kan de nierfunctie verminderd zijn en niervervangende therapie (dialyse of niertransplantatie) nodig zijn.
Vesicoureterale reflux - hierbij stroomt de urine terug van de blaas naar de nieren. Dit kan bijdragen aan de ontwikkeling van urineweginfecties.
Bij een hoefijzernier komen de twee nieren tijdens de zwangerschap aan de onderkant samen (versmelten) en vormen zo een ‘U’, waaraan het de naam ‘hoefijzer’ ontleent. De afvloed van de nieren kan hierdoor veranderen, waardoor nierstenen en urineweginfecties vaker voorkomen. Hoefijzernieren kunnen alleen voorkomen of samen met andere aandoeningen.
Gekruiste dystopie treedt op wanneer beide nieren zich aan dezelfde kant van het lichaam ontwikkelen. In veel gevallen kunnen de twee nieren ook samengesmolten zijn met behoud van hun eigen vaten en urineleiders.
Een multicysteuze dysplastische nier (MCDK) is een voorbeeld van eenzijdige nierdysplasie. Getroffen kinderen hebben meestal een goede algehele nierfunctie. De nier aan de andere kant compenseert en wordt groter. Kinderen met tweezijdige nierdysplasie lopen daarentegen het risico op ernstige achteruitgang van de nierfunctie. Er is een grote variatie in het ziektebeloop.
Er is sprake van nierdysplasie als de binnenste structuren van een of beide nieren zich niet normaal ontwikkelen. Nierdysplasie kan eenzijdig of tweezijdig zijn, en alleen in een deel van de nier voorkomen of door de gehele nier. Bij nierdysplasie komen ook vaak cysten voor. In tegenstelling tot de typische presentaties van polycysteuze nieren, zijn deze nieren niet erg vergroot en hebben ze ongeveer de grootte van normale nieren of zelfs wat kleiner.
Neurogene blaas wordt veroorzaakt door een verstoring in de zenuwen die de blaasfunctie regelen, waardoor de blaas zich niet op de juiste manier vult of leegt. De spieren van de blaas kunnen overactief worden en abnormaal samentrekken, zelfs voordat de blaas vol is, of de spieren kunnen te los worden waardoor incontinentie ontstaat. In andere gevallen worden de spieren niet actief. Zelfs als de blaas vol is, trekken de spieren niet samen en voelt de persoon geen aandrang om naar het toilet te gaan.
Neurologische afwijkingen |
|
Brachydactylie | (korte vingers en tenen) en syndactylie (vergroeide vingers of tenen) |
Polyurie/Polydipsie | (zie hierboven) ten gevolge van problemen met het concentreren van de urine. Dit komt ook voor bij patiënten met een vrijwel normale nierfunctie en zonder grote cysten |
Diabetes mellitus type 2 | en het metabool syndroom kunnen zich ontwikkelen als gevolg van obesitas |
Ontwikkelingsstoornissen van het gebit | waaronder hypodontie (aangeboren ontbrekende tanden), tanden die over elkaar heenstaan, korte wortels en een hoog gehemelte |
Aangeboren hartafwijkingen | klepvernauwing, persisterende ductus arteriosus, hartspierziekten |
Leververanderingen | deze kunnen variëren van fibrose tot cysteuze verwijding van de galbuis en alle verbindingskanalen |
Ziekten van het maagdarmkanaal | zoals de ziekte van Hirschsprung, coeliakie en de ziekte van Crohn |
Dysmorfisme (afwijkingen van het gelaat of een lichaamsdeel) | De meest voorkomende kenmerken van BBS zijn:
|
Recent is aangetoond dat bepaalde auto-immuunziekten vaker voorkomen bij BBS-patiënten:
Inflammatoire darmziekten zoals de ziekte van Crohn, diabetes type 1, reumatoïde artritis, hypothyreoïdie en Hashimoto’s thyroïditis
Sommige studies tonen een verband aan tussen een ciliopathie en ontregelde immuun- en hematopoïetische systemen en immuniteit. Sommige van deze veranderingen worden in verband gebracht met door BBS veroorzaakte obesitas die leidt tot een verhoogde concentratie van witte bloedcellen bij BBS-patiënten. Obesitas kan de toestand van laaggradige metabole ontsteking induceren en een van de belangrijkste spelers in met obesitas geassocieerde ontsteking is leptine, een van adipocyten afgeleid hormoon dat werkt als een pro-inflammatoir cytokine. Er is aangetoond dat leptinesignalering in het centrale zenuwstelsel immuunreacties reguleert. Het is dus mogelijk dat defecte leptinesignalering in het zenuwstelsel rechtstreeks bijdraagt aan de hoge prevalentie van auto-immuniteit bij BBS-patiënten.
BBS is zo’n zeldzame aandoening dat veel kinderartsen in hun carrière nog nooit een patiënt met het syndroom hebben ontmoet. Een vroege diagnose geeft je een betere kans om je kind de juiste medische zorg te geven.
Voor het stellen van ee diagnose zijn de medische voorgeschiedenis, symptomen, en lichamelijke en intellectuele ontwikkeling van de patiënt belangrijk, net als de resultaten van laboratoriumtests. Er is grote variatie in het optreden van symptomen en wanneer deze zich openbaren. Daarom is het belangrijk dat een patiënt bij wie aan BBS wordt gedacht regelmatig wordt beoordeeld. Uiteindelijk bevestigt een genetische test de diagnose, hoewel nieuwe mutaties die verantwoordelijk zijn voor BBS nog moeten worden geïdentificeerd.
BBS is een autosomaal recessieve ziekte, wat betekent dat er twee afwijkende kopieën van een bepaald gen nodig zijn om de ziekte te krijgen. Meestal zijn de ouders gezonde dragers en vertonen ze geen symptomen, omdat ze elk slechts één afwijkende kopie hebben. De genmutatie kan echter ook niet-erfelijk zijn, d.w.z. dat de vorming van de afwijkende kopie spontaan optreedt tijdens de ontwikkeling van het embryo. Dit wordt een “de novo mutatie” genoemd.
Algemene controle van de lichaamslengte, het lichaamsgewicht, de body mass index (BMI) en het meten van de bloedwaarden als onderdeel van de routinecontrole voor patiënten met een vermoeden van BBS moet bij elk consult plaatsvinden.
Het wordt aanbevolen om deze metingen ook thuis regelmatig te controleren en bij voorkeur vast te leggen.
Radiologisch en echografisch onderzoek om de aanwezigheid van cysten of andere afwijkingen van het urinewegstelsel, de zaadballen en de lever op te sporen.
Echografie: toont de aanwezigheid van niercysten of andere afwijkingen van de urinewegen of het voortplantingssysteem.
Echografie van het hart: om hartafwijkingen, verdikking van de hartspier of een verstoorde pompfunctie te diagnosticeren.
Volledig oogonderzoek om degeneratie van het netvlies op te sporen, bijvoorbeeld de aanwezigheid van retinitis pigmentosa. Retinitis pigmentosa kan worden vastgesteld door onderzoek het oog met een speciale lamp, nadat de pupil is verwijd.
Een gezichtsveldmeting wordt meestal uitgevoerd na de leeftijd van ongeveer 7 jaar, omdat het actieve medewerking van de patiënt vereist.
Een elektroretinogram (ERG) is een oogtest die wordt gebruikt om retinopathie vast te stellen en kan op elke leeftijd worden uitgevoerd. De test registreert de elektrische reactie van het netvlies op lichtstimulatie en kan vroege veranderingen in de eerste twee levensjaren aantonen, hoewel er niet vaak duidelijke veranderingen zichtbaar zijn voor de leeftijd van vijf jaar.
Bij de endocrinologische controle moet er gekeken worden naar tekenen van diabetes, met daaropvolgend een orale glucosetolerantietest als dit nodig is. Ook is de beoordeling van de schildklierfunctie, cholesterol in het bloed en de ontwikkeling van geslachtskenmerken in de puberteit belangrijk. Indien nodig kan de hypofyse verder worden getest en kan een hormoonvervangingstherapie worden gestart. Tijdens de adolescentie kunnen bloedtesten veelvoorkomende afwijkingen in de geslachtshormonen (testosteron of oestrogeen) opsporen.
Aangezien BBS veroorzaakt kan worden door mutaties in verschillende genen en symptomen kunnen wijzen op andere syndromen die ook geassocieerd worden met het slecht functioneren van cilia, biedt de analyse van een multigenen panel door middel van gerichte next-generation sequencing (NGS) de meest effectieve aanpak om een moleculaire diagnose van BBS te stellen.
Genotype-fenotype correlaties zijn onduidelijk en er wordt een grote klinische variabiliteit waargenomen binnen en tussen families. De meest voorkomende mutaties betreffen de volgende genen:
BBS 1 – 23.4% van alle BBS-patiënten
BBS10 – 14.5% van alle BBS-patiënten
BBS 2 – 9.6% van alle BBS-patiënten
BBS12 – 6.4% van alle BBS-patiënten
Ja, BBS kan verward worden met andere syndromen met vergelijkbare symptomen. Het is niet altijd gemakkelijk om snel de diagnose te stellen. Patiënten hebben vaak symptomen die bij verschillende syndromen kunnen passen.
Naast de overeenkomende kenmerken met BBS komen bij dit syndroom bepaalde neurologische stoornissen voor (evenwichtsstoornissen of gebrek aan coördinatie en/of verlamming van de benen). De genen die voor Laurence-Moon syndroom zorgen zijn anders dan bij BBS.
Het Alström-syndroom wordt gekenmerkt door afwijkingen aan het netvlies, obesitas, toenemend gehoorverlies, nierafwijkingen, diabetes en een afwijkende ontwikkeling van de geslachtsorganen (hypogonadisme) bij jongens. Sommige van deze symptomen komen overeen met BBS, maar er is geen sprake van polydactylie of leerproblemen bij het Alström syndroom. Het gen dat verantwoordelijk is voor het Alström syndroom is bekend en is anders dan de genen die betrokken zijn bij BBS.
Hierbij is er sprake van beschadiging van het netvlies, bijziendheid, obesitas en specifieke gebitsafwijkingen. Het betreffende gen is ook bekend. Dit is een ander gen dan genen betrokken bij BBS.
Het McKusick-Kaufman-syndroom veroorzaakt genitale afwijkingen, te veel vingers en hartafwijkingen. Er komt echter geen retinitis pigmentosa bij voor, wat het onderscheidt van BBS.
Voor de juiste ondersteuning bij BBS is een diagnose in de vroege kinderjaren belangrijk. Er wordt onderzoek gedaan naar een medicijn voor BBS, maar tot nu toe is er nog geen behandeling ontwikkeld die de oorzaak van de ziekte aanpakt. De levensverwachting van BBS-patiënten is normaal, maar mensen met BBS hebben gespecialiseerde zorg nodig en zijn in veel gevallen afhankelijk van de hulp van anderen in hun dagelijks leven.
Medische hulp bij BBS is voornamelijkgericht op het verlichten van symptomen en het behandelen van de gevolgen van de ziekte, al is dit vaak lastig. Hoewel de behandeling zich meestal richt op specifieke symptomen, hebben patiënten multidisciplinaire zorg nodig waarbij een nefroloog, oogarts, endocrinoloog en een klinisch geneticus. Patiënten hebben ook hulp nodig bij het leren. Voor patiënten en hun familie kan ook psychologische zorg nodig zijn.
Ook de ontwikkeling van kinderen kan aanzienlijk vertraagd en beperkt zijn door het syndroom. Angststoornissen kunnen ook voorkomen. Ook familieleden van patiënten met BBS kunnen psychologische problemen ervaren. BBS-patiënten kunnen aanzienlijk beperkt zijn in hun dagelijks leven, bijvoorbeeld door het verminderde gezichtsveld. De blindheid kan ook psychologische klachten of een depressie veroorzaken. BBS kan ook leiden tot gedragsproblemen en kinderen kunnen als gevolg daarvan pesten of gepest worden.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat alle BBS-symptomen en problemen met de trilharen worden veroorzaakt door ontregeling van het glycosphingolipidenmetabolisme. Er wordt verder onderzocht hoe deze ontregeling verholpen kan worden. Hierdoor zou de structuur en functie van de trilharen in stand gehouden kunnen worden en zou de functie van verschillende organan verbeteren. Deze therapie bevindt zich nog in een experimenteel stadium en de effectiviteit moet nog bewezen worden.
Er is momenteel geen behandeling voor het toenemende gezichtsverlies. Het aanpassen aan verlies van zicht is een voortdurende uitdaging. Het gezichtsverlies is voor jonge patiënten lastig op school, in hun vrije tijd en voor hun fysieke veiligheid. Er is een hoger risico op ongevallen, bijvoorbeeld in het verkeer. In de opvoeding van kinderen met BBS moet rekening worden gehouden met toekomstig gezichtsverlies.
Instructie in het gebruik van braille, mobiliteitstraining, vaardigheden om zich aan te passen aan het leven en computervaardigheden (inclusief spraakherkenning en transcriptiesoftware), is van groot belang. Zolang er nog gezichtsvermogen is kan er ook gebruik gemaakt worden van leesmateriaal in grote letters
Leefruimtes moeten worden aangepast aan de persoon met verminderd zicht, om gevaarlijke situaties te voorkomen
Vroege training met een blindenstok is essentieel. Dit kan onafhankelijkheid stimuleren. Ook kan het nuttig zijn bij jongere kinderen met nachtblindheid
Een specialist op het gebied van visuele beperking kan vroegtijdig meedenken om de ontwikkeling van vaardigheden en zelfstandigheid zo goed mogelijk te ondersteunen. Ook kan deze mobiliteitstraining aanbieden
Visusstoornissen moeten worden besproken met de huisarts of optometrist
Het is belangrijk om de ogen te beschermen tegen de zon. Hiervoor kunnen speciale contactlenzen gebruikt worden met een roodfilter in het midden
De behandeling van obesitas kan bestaan uit dieetbegeleiding, lichaamsbeweging en gedragstherapie. Gevolgen als gevolg van obesitas, zoals een hoog cholesterolgehalte en diabetes, worden op dezelfde manier behandeld als in de algemene bevolking. Ongeveer 60% van de BBS-patiënten heeft ook hoge bloeddruk waarvoor medicatie nodig is. Om de BBS-patiënt te ondersteunen, moet het hele gezin zijn eet- en leefgewoonten veranderen.
Ouders moeten hun kinderen een voorbeeld geven van gezond gedrag, zoals gezond eten, actief zijn en ten minste 1 uur lichaamsbeweging per dag voor het gezin. Enkele nuttige tips:
Zoek altijd naar mogelijkheden om te lopen; vermijd het gebruik van de lift en vermijd indien mogelijk de auto of de bus
Maak gebruik van het aanbod van lokale sportclubs en geef jezelf/je kind de mogelijkheid om regelmatig andere kinderen te ontmoeten en deel uit te maken van een sportgroep
Verminder de schermtijd op mobiele telefoons, gadgets, tv’s en computers
Gebruik voedsel niet als beloning of straf
Moedig kinderen aan om water te drinken in plaats van dranken met toegevoegde suikers, zoals frisdrank, sportdrank en vruchtensap
Let op portiegrootte en probeer deze te verminderen
Controleer regelmatig het lichaamsgewicht, de lengte en de bloeddruk
Ongeremde eetlust en ernstige obesitas op jonge leeftijd kan bij BBS-patiënten veroorzaakt worden door een verstoring van de melanocortine-4-receptor (MC4R)-route in de hersenen. Er is recent een nieuw medicijn goedgekeurd, setmelanotide, dat aan deze receptor bindt en helpt bij deze verstoring. Dit medicijn is goedgekeurd voor volwassenen en kinderen van 6 jaar of ouder met BBS bij gewichtsproblemen.
Ontwikkelingsachterstand wordt aangepakt door vroegtijdige interventie, fysiotherapie, speciaal onderwijs en logopedie. De meerderheid van de volwassenen met BBS is in staat om vaardigheden te leren die belangrijk zijn voor een zelfstandig leven.
Een actieve leefstijl op jonge leeftijd remt de ontwikkeling van obesitas en heeft een positief effect op het leren van vaardigheden
De aanpak van ontwikkelingsachterstand en/of cognitieve stoornissen moet worden geïndividualiseerd op basis van leeftijd en vastgestelde behoeften
Patiënten met BBS kunnen chronisch nierfalen krijgen. Er bestaat geen genezing voor chronisch nierfalen, maar vroegtijdige opsporen van een verminderde nierfunctie is belangrijk. Dan kan de juiste behandeling gestart worden om achteruitgang te remmen. Hierdoor kan niervervangende therapie (via transplantatie of dialyse) vele jaren uitgesteld worden. De aanwezigheid van complicaties van een verminderde nierfunctie, zoals renale anemie of renale metabole acidose, is een indicatie voor farmacologische correctie.Soms zijn aanpassingen in het dieet nodig als de nierfunctie achteruitgaat. De voedingsrichtlijnen zijn gebaseerd op het stadium van de chronische nierziekte. Stadium 1 geeft aan dat er weinig aantasting is van de nier. Bij stadium 5 is er sprake van eindstadium nierfalen.
Het is meestal goed, vooral in het beginstadium, om samen te werken met een gecertificeerde diëtist om een dieet op maat te maken dat past bij de nierfunctie. Het doel van het dieet is het vertragen van de achteruitgang van de nieren. Ook kan door een dieet de schade door ophoping van afvalstoffen en vloeistoffen beperkt worden. Dit is ook van belang voor het hart en de bloedvaten.
Het wordt aanbevolen om de inname van zout te beperken
Op basis van het stadium van de ziekte kan uiteindelijk worden aanbevolen om de eiwitinname te beperken
Bij afname van de nierfunctie tot onder de 70 procent kan een beperking van fosfor en kalium worden aanbevolen. Dit zijn twee elektrolyten die het lichaam kunnen beschadigen als er te veel van aanwezig is
In latere stadia van chronisch nierfalen zijn er supplementen om tekorten aan te vullen
Sommige patiënten ontwikkelen eindstadium nierfalen. Dan kan het nodig zijn om te dialyseren of een niertransplantatie uit te voeren ► De prognose van een niertransplantatie bij patiënten met BBS is goed
Extra vingers of tenen worden meestal verwijderd en samengevoegde vingers kunnen worden gescheiden. De operatie wordt meestal uitgevoerd in de vroege kinderleeftijd, tussen 1 of 2 jaar oud. Soms worden afwijkingen aan de geslachtsorganen chirurgisch gecorrigeerd. Chirurgie kan ook een punt van zorg zijn voor patiënten met BBS. Bij algehele narcose is het belangrijk dat de luchtweg open is. Sommige patiënten met BBS hebben afwijkingen aan de luchtwegen waardoor het moeilijker kan zijn om de luchtweg open te houden tijdens de narcose. Daarom kan ervoor gekozen worden om de patiënt zelf te laten ademen tijdens de operatie, terwijl een deel van het lichaam verdoofd wordt.
Puberteit:
Als de diagnose eenmaal is gesteld, zullen er veel onderzoeken volgen. Hiermee wordt gekeken welke kenmerken van de ziekte aanwezig zijn en of behandeling nodig is.
Het gehele leven zijn regelmatige controles nodig om de algemene gezondheid, nierfunctie, en hormoonspiegels te controleren. Ook wordt gecontroleerd of er sprake is van diabetes of een te hoog cholesterol. De frequentie van de onderzoeken hangt af van de gevonden afwijkingen en de ontwikkeling van een patiënt. Deze controles zullen vaker worden uitgevoerd tijdens periodes van intense groei, d.w.z. vroege kinderjaren of puberteit, of in het geval van specifieke problemen. De frequentie van oogheelkundige controles hangt af van de achteruitgang van het netvlies.
In de puberteit of als jongvolwassene kan het voor veel patiënten heel nuttig zijn om een steungroep, psychologische hulp of contact met mensen met dezelfde ziekte te vinden.
Het is belangrijk om een actieve levensstijl aan te houden. Dit kan de insulinegevoeligheid van de cellen verbeteren en overmatige gewichtstoename tegengaan. Hierdoor is er ook een lagere kans op diabetes of leververvetting. Recente onderzoeken hebben aangetoodn dat een actieve levensstijl ook de cognitieve functies, het leren en het geheugen verbetert bij patiënten met BBS.
Voor zeldzame en complexe ziekten zoals BBS is het de moeite waard om alle resultaten van medische onderzoeken te verzamelen en regelmatig gegevens zoals lichaamsgewicht, hoge bloeddruk en bloeddruk te meten.
Deze gegevens kunnen nuttig zijn bij het beoordelen van het verloop van de ziekte, het stellen van een diagnose en het plannen van specialistische zorg.
In veel landen worden BBS-patiëntenenquêtes gehouden. Hiermee kan de ziekte beter begrepen worden. Ook kan dit van belang zijn bij de ontwikkeling van nieuwe manieren om een diagnose te stellen of voor nieuwe behandelingen.
Bij vragen of verzoeken om ondersteuning, aarzel dan niet om contact op te nemen met uw kinderarts of kindernefroloog. In veel landen zijn er steungroepen voor BBS-patiënten. BBS is een zeldzame ziekte die nog onvoldoende onderzocht is. De uitwisseling van informatie en eigen ervaringen kan voor veel patiënten en hun familie erg nuttig zijn. Er worden soms activiteiten zoals bijeenkomsten, lezingen of vakantiekampen georganiseerd. Hier vind je de link naar BBS-patiëntenorganisaties.
Als je nog andere vragen hebt of ondersteuning nodig hebt, aarzel dan niet om contact op te nemen met je huisarts of kindernefroloog.
Als een chronische ziekte wordt vastgesteld kan dit erg lastig zijn. Het begrijpen van de aandoening van jou of je kind is de eerste stap om de symptomen onder controle te krijgen. Sommige van deze veelvoorkomende termen kunnen door de artsen worden genoemd. Hier lees je wat ze betekenen:
CKD (Chronic Kidney Disease, ofwel chronische nierziekte) | is een progressieve en onomkeerbare beschadiging van de nieren die in de loop van maanden of jaren kan leiden tot nierfalen. Er bestaat geen genezing voor CKD, maar er zijn behandelingen die de achteruitgang aanzienlijk kunnen vertragen als er vroeg mee wordt begonnen. | |
Creatinine | een normaal afvalproduct van het lichaam dat afkomstig is van spieren. Metingen van het creatininegehalte in het bloed worden gebruikt om de nierfunctie te beoordelen. Hoe hoger de creatinineconcentratie in het bloed, hoe slechter de nierfunctie. Naast de nierfunctie is het creatinineniveau afhankelijk van de spiermassa en zal het bijvoorbeeld toenemen als je meer spieren krijgt of grote hoeveelheden vlees eet, zoals veel biefstuk. | |
Cystatine C | is een eiwit waarvan het niveau wordt gemeten om de nierfunctie te beoordelen (bloedtest). Het wordt geproduceerd door alle cellen met een kern. Het niveau van cystatine C houdt verband met de filtratiesnelheid in de nieren. Aangezien de cystatine C-concentratie enigszins afhankelijk is van leeftijd, gewicht, lengte en spiermassa, wordt de meting van de cystatine C-concentratie gebruikt om de filtratiesnelheid te beoordelen met behulp van geschikte formules. | |
Ziekte van Crohn | een vorm van inflammatoire darmziekte (IBD). Dit is een auto-immuunaandoening die kan voorkomen bij BBS-patiënten. Het veroorzaakt ontsteking van het spijsverteringskanaal, wat kan leiden tot buikpijn, ernstige diarree, vermoeidheid, gewichtsverlies en ondervoeding. | |
Dialyse | het proces waarbij afvalstoffen en overtollig vocht kunstmatig uit het bloed worden verwijderd. Er zijn twee soorten dialyse: hemodialyse en peritoneale dialyse. Bij hemodialyse wordt je bloed gefilterd door een externe machine die een dialysator wordt genoemd. Bij peritoneale dialyse wordt de dialyseoplossing via een katheter in de buikholte gebracht om het bloed in je lichaam te filteren. | |
ESKD (End-Stage Kidney Disease, ofwel einstadium nierfalen) | het laatste stadium en de ernstigste vorm van nierziekte. Het betekent dat je nieren falen en op dit punt is dialyse of een niertransplantatie nodig. | |
GFR (Glomerular Filtration Rate) | de snelheid waarmee uw nieren (met name de glomeruli daarin) afvalstoffen uit het bloed filteren. De test hiervoor heet eGFR (esthetische glomerulaire filtratiesnelheid). | |
Hirschsprungs Disease | betekent een afwezigheid van de zenuwen die normaal gesproken de aangeboren beweging van de dikke darm regelen en voedsel door het kanaal verplaatsen. | |
Insuline | is een hormoon dat wordt geproduceerd door de alvleesklier en dat het transport regelt van glucose (suiker) naar de cellen. Daar kan het gebruikt worden voor energieproductie. De uitscheiding van insuline wordt gestimuleerd door een verhoogd glucoseniveau in het bloed. | |
Insulineresistentie | de lichaamscellen reageren niet normaal op stimulatie door insuline, waardoor glucose niet in de cellen terechtkomt. | |
Nocturie | ’s nachts moeten plassen na het wakker worden uit slaap. | |
Polydipsie | is overmatige dorst. Mensen met deze aandoening hebben de neiging om te veel te drinken, voelen zich nooit verzadigd en drinken uiteindelijk veel meer water dan nodig is. | |
Polyurie | is overmatige productie van urine (>3L in 24 uur bij volwassenen). | |
Nierbescherming | zijn de maatregelen die worden genomen om schade aan de nier door welke oorzaak dan ook te voorkomen. |
Aoife M Waters, Philip L Beales. Bardet-Biedl syndrome. GeneReviews. 2015; www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK1363/.
Beales P, Elcioglu N, Woolf AS, Parker D, Flinte F. New criteria for improved diagnosis of Bardet-Biedl syndrome: results of a population survey. J Med Genet. 1999 Jun; 36(6):437-46
Castro-Sánchez S, María Álvarez-Satta M, Marta Cortón M, et all. Exploring genotype-phenotype relationships in Bardet-Biedl syndrome families J Med Genet 2015 Aug;52(8):503-13.
Florea L, Caba L , Gorduza EV. Bardet-Biedl Syndrome-Multiple Kaleidoscope Images: Insight into Mechanisms of Genotype-Phenotype Correlations. Genes (Basel). 2021 Aug 29;12(9):1353.
Forsythe E, Beales PL, Bardet–Biedl syndrome Eur J Hum Genet. 2013 Jan;21(1):8-13
Forsythe E, Kenny J, Bacchelli C, Beales PL Managing Bardet–Biedl Syndrome—Now and in the Future Front Pediatr. 2018; 6: 23
Forsythe E., Sparks K., Best S., Borrows S., Hoskins B., Sabir A., Barrett T., Williams D., Mohammed S., Goldsmith D., et al. Risk factors for severe renal disease in Bardet–Biedl syndrome. J. Am. Soc. Nephrol. 2016; 28:963–970
Haws R.M., Joshi A., Shah S.A., Alkandari O., Turman M.A. Renal transplantation in Bardet–Biedl Syndrome. Pediatr. Nephrol. 2016;31: 2153–2161. doi: 10.1007/s00467-016-3415-4
Husson H, Bukanov NO, Moreno S, Smith M, Richards B et all. Correction of cilia structure and function alleviates multi-organ pathology in Bardet–Biedl syndrome mice Human Molecular Genetics, 2020, Vol. 29, 2508–2522
Khan Sa, MuhaGenetics of human Bardet-Biedl syndrome, an updates Clin Genet 2016 Jul;90(1):3-15.
Meng X, Long Y, Ren J, Wang G, Yin X, Li S. Ocular Characteristics of Patients With Bardet-Biedl Syndrome Caused by Pathogenic BBS Gene Variation in a Chinese Cohort. Front Cell Dev Biol. 2021
Tsyklauri O, Niederlova V, Forsythe E et all. .Bardet–Biedl Syndrome ciliopathy is linked to altered hematopoiesis and dysregulated self-tolerance. EMBO Rep. 2021 Feb 3; 22(2): e50785. Published online 2021 Jan 11. doi: 10.15252/embr.202050785
Weihbrecht K, Goar WA, Pak T, et al. Keeping an Eye on Bardet-Biedl Syndrome: A Comprehensive Review of the Role of Bardet-Biedl Syndrome Genes in the Eye. Med Res Arch. 2017; 5(9):https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5814251/.
Kohl S, AvniF, BoorPetall. Definition, diagnosis and clinical management of non-obstructive kidney dysplasia: a consensus statement by the ERKNet Working Group on Kidney Malformations. Nephrol Dial Transplant 2022Nov 23;37(12):2351-2362. doi: 10.1093/ndt/gfac207
https://rarediseases.org/rare-diseases/bardet-biedl-syndrome/